ANALFABETISME EN ONDERWIJSDEELNAME IN GOES GEDURENDE DE 19E EEUW
2.2 Analfabetisme en geslacht
Het databestand van de 3749 huwelijksakten is in eerste instantie voor mannen en vrouwen per
10-jarige periode geselecteerd; daarna vond een bewerking plaats voor berekening van het analfa
betisme per decennium. In de onderstaande tabel wordt het percentage van de huwelijkspartners
weergegeven dat de huwelijksakte niet van een handtekening heeft voorzien.
Tabel 2.1
Analfabetisme bij huwelijkssluiting per 10-jarige periode voor mannen en vrouwen 1811-1900(%)
mannen
vrouwen
1811/20
20,8
34,8
1821/30
24,2
35,0
1831/40
22,3
42,5
1841/50
18,6
37,8
1851/60
15,8
31,5
1861/70
14,6
25,7
1871/80
4,4
14,1
1881/90
0,2
7,8
1891/1900
0,5
1,3
Op basis van deze uitkomsten is de onderstaande grafiek 2.1 vervaardigd, d.w.z. de H-curven
betreffende huwelijkssluiting. Het analfabetisme per schoolperiode (de S-curven) komt later aan
de orde. Twee tendenties zijn duidelijk waarneembaarin de eerste plaats de bekende dalende trend
gedurende het verloop van de 19e eeuw en voorts het beeld dat voor vrouwen het analfabetisme
zich continu op een hoger niveau beweegt dan voor mannen. Opvallend is de opwaartse trend direct
na de Franse periode. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de verwaarloosde staat van het onderwijs
onder het Franse bewind. Ondanks de ontwikkeling van het wettelijk kader voor het lager onder
wijs in 1806 waren er toen echter nauwelijks financiële middelen om aan de nieuwe plannen uitvoe
ring te geven.
De beide curven in grafiek 2.1 laten bovendien een betrekkelijk gelijkmatige daling zien, zij het
dat het punt van ommekeer voor mannen (curve H 1) een decennium eerder ligt dan voor vrouwen
(curve H 2). In de 60'er jaren zet volgens het beeld van de grafiek de alfabetisering krachtig door
om tenslotte in de periode 1881/90 een niveau te bereiken waarbij het aantal analfabeten voor man
nen 0,2% en voor vrouwen 7,8% bedraagt. De verslechtering van de mannen in het laatste decen
nium van de 19e eeuw hangt samen met de teruglopende onderwijsdeelname tijdens de agrarische
crisis (10).
7