VOLKSONDERWIJS IN GOES IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19E EEUW door A.L. Kort Inleiding De geschiedenis van het Nederlandse onderwijs mag zich de laatste jaren in een sterk groeiende belangstelling verheugen, niet alleen van de zijde der historici, maar wellicht nog meer van onder wijsgevenden en pedagogen. Deze belangstelling is alleszins gerechtvaardigd als men het belang van het onderwijs voor de gehele maatschappij onderkent. Is het onderwijs immers niet de spiegel van iedere samenleving, waarin zich haar waarden en ideeën reflekteren? De lijst van publikaties over de historie van het onderwijs omvat honderden pagina's en zal in de toekomst naar alle waar schijnlijkheid met nog heel wat meer bladzijden worden aangevuld (1). Op verschillende plaatsen in het land wordt momenteel onderzoek gedaan naar de school in het verleden. De in 1982 opgerichte Vereniging van Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum probeert de werkzaamheden enigszins te coördineren, onder andere door de uitgave van een driemaandelijkse periodiek, waarin bijdragen over de scholen van vroeger, de leermiddelen en didaktische werkvormen zijn opgenomen (2). Nu is de interesse voor het onderwijs zeker geen recent fenomeen. Ook vorige generaties toonden veel belangstelling voor de opvoedkunde, al moet hierbij onmiddellijk worden opgemerkt, dat vroegere werken grotendeels in het teken van de onderwijswetgeving en de ideeëngeschiedenis stonden. De theorie van het onderwijs, verwoord in de opvattingen van grote pedagogen als Locke, Rousseau, Pestalozzi en Montessori en deels geformaliseerd in de vele onderwijswetten, staan in de vroegere publikaties heel duidelijk op de voorgrond. De laatste tijd is hierin een kentering gekomende geschiedenis van de school wordt nu meer en meer beschreven als onderdeel van de maatschappij. Meer dan de officiële regels, wetten en voorschriften interesseert men zich voor de praktijk. Hoe was de dagelijkse gang van zaken op de school zelf? Hoe was het gesteld met de orde en de tucht? Op welke wijze werd er les gegeven? Wie waren de onderwijzers? Welke leerstof werd aangeboden? Was er sprake van schoolverzuim? Ook wij willen op deze vragen ingaan om op deze wijze een eerste aanzet te geven tot een bestudering van de geschiedenis van het onderwijs in Goes. In dit artikel is gekozen voor het lager onderwijs in deze stad en wel gedurende de eerste helft van de vorige eeuw. Bij de keuze hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: 1. Het lager onderwijs was volksonderwijs, dat in principe voor alle kinderen toegankelijk was. Via deze vorm van onderwijs probeerde de bovenlaag van de samenleving haar ideologie aan de brede volksmassa op te dringen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het middelbaar en hoger onderwijs komen we in het basisonderwijs de naamlozen der geschiedenis tegen. 2. Het onderzoek is beperkt tot de periode vanaf circa 1800 tot 1850. Tijdens de achttiende eeuw voltrokken zich op landelijk niveau belangrijke verschuivingen in de pedagogiek, die tot uiting kwamen in een andere benadering van het kind. De traditionele opvoedkunde, waarin het kind als volwassene in zakformaat werd beschouwd, maakte plaats voor de Verlichtingspedagogiek, waarin de eigen wereld van het kind werd ontdekt. Deze nieuwe benadering drong vanaf 1800 langzaam in het onderwijs door. Vanaf de late jaren veertig werd de geschiedenis van het onder wijs bijna volledig beheerst door de schoolstrijd, die de gemoederen meer dan een halve eeuw in beweging hield. Aangezien voor Goes reeds een verhaal over dit onderwerp is gepubliceerd, leek het zinvol ons onderzoek tot het midden der negentiende eeuw te beperken (3). 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 51