Afbeelding 55. Interieur met preekstoel en dooptuin. na de restauratie in 1917. aanwezige banken werden vernieuwd en de stoelen in het midden van de kerk door vaste banken werden vervangen. Preekstoel met dooptuin c.a. De preekstoel heeft steeds op dezelfde plaats tegen de westmuur gestaan met daaromheen de doop tuin en de banken voor de kerkeraad. De eerste verandering van belang aan de preekstoel vond plaats in 1888, toen bij de restauratie van het kerkinterieur de trap van de preekstoel werd vernieuwd en de preekstoel zelf opnieuw bekleed. Mogelijk is bij die restauratie de preekstoeltrap geschilderd; tot het restauratiewerk in 1917 hoorde namelijk onder andere het aflogen van preekstoel en psalmborden, „zoodat er niet de minste sporen van verf zichtbaar blijven." (4) Bij laatstgenoemde restauratie is de preekstoeltrap wederom vernieuwd. Ook werd toen het klankbord van een nieuwe rand en de preekstoel zelf van een nieuwe gedraaide voet voorzien. Van de bij een preekstoel horende attributen: kandelaar, zandloper en doopschaal, is alleen de kandelaar in de afrekening van de bouw genoemd (zie blz. 49). Over de orginele doopschaal en de zandloper zijn geen aantekeningen gevonden, ook niet uit later tijd. Vroeger was een doopschaal meestal bevestigd aan de preekstoeltrap of aan de preekstoel zelf. Ook werd de schaal wel op een afzonderlijke standaard geplaatst. (5) In 1888 schonk de onderwijzer aan de openbare school, tevens notabele, N. Pols, het houten voetstuk voor de doopschaal. Op de lijst van ingezamelde gelden voor de restauratie staat zijn bijdrage van ƒ5,— bovenaan vermeld met de aantekening doop vont." (6) De tinnen doopschaal is vervaardigd door de Utrechtse tinnegieter P.A. de Caes. Afbeelding 58 toont de merken die aan de onderzijde van de schaal zijn ingeslagen. Het bovenste (grote) merk is dat van De Caes zelf, het viermerk eronder dat van Rijk Houwing, eveneens uit Utrecht, welk merk ook door De Caes werd gebruikt. (7) Deze tinmerken zijn 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 104