HIJ I
J JIT. J,
I jl 'JLZT
K
hl:
1 ojLui^Lnrx
2 aS'irl-C
I
7
lU^Tii
1 i f
•iX&JlJ -iOfftiyJudls— JLof\ /L JUJ, 4 J. JU
r^r—n-U
Jb aJ/jJlJ
*Q^ ujl J sJL ffsfi- -
tylIjLajin^—r. *s/ïflf
AT!
9 d
PJ.jJP
i V
Afbeelding 59. Nota voor de aanschaf van een nieuw Avondmaalsstel in 1859.
De tekst luidt als volgt:
Utrecht A°. 1859
Wel Eerwaarde en Zeergeleerde Heer
W. van Elden te 's-Heerenhoek
geleverd door P.A. de Caes. Mr. Tingieter
12 Maart 1 Engels tinne Nachtmaalskan 4,60
2 dito bekers 4.00
1 dito groote schotel 3,90
2 dito kleine dito 3,30
Somma 15,80
Voldaan den 7 Junij 1859
P.A. de Caes
voren uitgebreid. Alle zitplaatsen in de kerk die niet bestemd waren voor kerkelijke functionarissen
en het burgerlijk bestuur, werden verhuurd, met uitzondering van de zitplaatsen op de galerij. Tot
ruim na 1800 was de opbrengst van het zitgeld veruit de belangrijkste inkomstenbron.
Banken voor de kerkeraad
De eerste keer dat uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van een kerkeraadsbank is in 1708 (zie
blz. 68). De vormgeving zal eenvoudig geweest zijn, zoals dat trouwens op veel plaatsen het geval
was. Bij de stichting van de gemeente in 1657 bestond de kerkeraad uit twee diakenen en vier
ouderlingen. In 1670 werd dit veranderd in drie en drie. maar al in 1672 keerde men naar de oude
samenstelling terug. (22) Mogelijk hield de laatste wijziging verband met het bouwen van de kerk
in dat jaar. Ter verhoging van het comfort waren de kerkeraadsbanken van kussens voorzien: in
de jaarrekeningen zijn herhaaldelijk uitgaven verantwoord voor aankoop en reparatie van kussens.
In 1767 bijvoorbeeld liet men 7 nieuwe kussens maken die 0-3-0 (0,90) per stuk kostten. De
opstelling van de kerkeraadsbanken was waarschijnlijk vanaf het begin dezelfde als tot 1917 het
geval was: aan weerskanten van de preekstoel een bank met drie zitplaatsen. Afbeelding 63 geeft
de indeling van de kerk weer zoals die vóór de verandering in 1917 was. (23) In dat jaar werd
106