bouwen van de kerk in 1672 was Aarnout in staat om. samen met enkele anderen, een glas-in-lood- raam aan de kerk te schenken (zie blz. 64). Hij overleed in 1683 en werd toen opgevolgd door Jan Melse. (6) Deze overleed reeds drie jaar later. Op 4 november 1686 kwam het „Collegium qualificatum" bijeen om een opvolger voor Jan Melse te beroepen. In die vergadering verscheen één van de belangrijkste ambachtsheren in eigen persoon, wat heel ongewoon was. Meestal lieten de ambachtsheren zich bij dergelijke zaken door een gemachtigde vertegenwoordigen. Nu kwam echter genoemde ambachtsheer, N. de Perpon- cher, heer van Wolphaartsdijk, heer in 's-Heer Arendskerke, Heinkenszand, Calishoek, etc. zelf om een nieuwe koster en schoolmeester te kiezen. Hij kwam niet zonder reden, want in die vergadering werd beroepen: „Geeraerdt Poli, sergiant onder de Compangi van d'hr. Perponsher, hr. van Wopharsdijck, etc. bovengemelt." (7) Meester Polij, zoals zijn naam later steeds wordt geschreven, kwam vanaf 1691 (8) voortdurend in opspraak wegens zijn „continuele dronkenschap", zelfs op zondagen. (9) De keren dat hij daar voor door de kerkeraad werd gestraft met het ontzeggen van het Avondmaal, moest hij zijn dienst door een ander laten waarnemen. Het is waarschijnlijk te danken aan de protectie door de heer De Perponcher dat meester Polij niet werd ontslagen. Mogelijk om dezelfde reden en ondanks zijn slechte levenswandel, was hij ook schepen van 's-Heerenhoek, in welke kwaliteit hij voor het eerst wordt genoemd in 1693. (10) Gerard Polij overleed in 1707. Hij liet een insolvente boedel na, want op 9 april 1707 deden zijn weduwe en twee oudste zonen afstand van de erfenis en gaven „het sterfhuis" over aan de schout als heer in de boedel. (11) Zijn weduwe, Lijsabeth Lodewijks van den Ende. bleek reeds enige maanden na de dood van haar man „in onegt van een haarer thuys- leggers beswangert" te zijn, (12) waarna zij tot de grootste armoede verviel. (13) In die tijd bedroeg het salaris van de voorlezer/voorzanger 3-0-0 (f 18,per drie maanden, dus 72,— per jaar. „die de Staten van Zeelant aan onsen ordinaaren voorsanger geeft", zoals in het aktenboek staat. (14) Dit salaris werd toen dus, evenals dat van de predikant, door de gewestelijke overheid betaald. Tot 1913, het jaar waarin het salaris voor de voorlezer/voorzanger op de oude voet is betaald, was het bedrag nog hetzelfde als eeuwen voorheen. Met ingang van 1914 verviel deze uitgavenpost. Nadat L. Wirtz in 1913 besloten had zijn bediening als koster en voorzanger neer te leggen, besloot de kerkeraad geen nieuwe voorzanger meer te benoemen indien het kosterssalaris door de kerkvoogdij verhoogd zou worden van 36,naar 75,per jaar. (15) Kerkvoogden gingen hiermee akkoord. Ook het salaris van de koster bleef eeuwenlang op hetzelfde peil: het bedroeg 6-0-0 36,—) per jaar. Samen leverden beide betrekkingen dus een inkomen van 108,— per jaar op. Voor de functie van voorlezer/voorzanger is geen instructie bekend; wel voor die van koster. De oudst bewaard gebleven instructie dateert van 1833; deze is als bijlage 8 opgenomen. Vergelijken wij deze instructie bijvoorbeeld met die van Goes, dan blijkt dat de werkzaamheden van beide kosters in principe wel ongeveer gelijk waren, maar dat de Goese koster het dubbele loon ontving: „genietende hij als Consistoriedienaar, van den lande 12 ponden Vlaams." (16) Zowel het kerkgebouw als de kerkelijke gemeente waren echter in Goes veel groter dan in 's-Heerenhoek. Naast zijn tractement had de Goese koster ook nog andere inkomsten uit de kerk, bijvoorbeeld 5-0-0 (f 30,per jaar voor het schoonmaken van de „kroonluysters", welk werk in 's-Heerenhoek tot de gewone bezigheden werd gerekend. Over het algemeen is weinig bekend over de 's-Heerenhoekse kosters en schoolmeesters. Van Josias Wagenaar die in 1752 werd benoemd, weten we iets meer. zowel door zijn lang dienst- 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 128