De opvolger van Pols als organist was Matthijs Almekinders. Nadat hij eerst enige tijd op proef
had gespeeld, werd hij in oktober 1915 benoemd op een salaris van 30,— per jaar, dus aan
zienlijk minder dan zijn voorganger ontving. (53) Later werd het werk als organist van Matthijs
Almekinders overgenomen door zijn broer Jan. (54) Bij diens vertrek uit de gemeente namen een
tweetal vrouwen het werk over. Na aanvankelijk een jaar gratis te hebben gespeeld, verzochten
zij een vergoeding van 25,— per jaar. De kerkvoogdij ging daar eerst niet op in omdat men
vermoedde dat er in Nieuwdorp wel iemand was die het kosteloos wilde doen. (55) Dat was
blijkbaar niet het geval, want enkele maanden later werden de „orgelspeelsters te 's-Heerenhoek"
gezamenlijk een toelage van 25,per jaar toegezegd. (56) Ook later werd het orgel weer door
een vrouw bespeeld: in 1936 nam mej. T.C. van Boven als organiste ontslag. (57) Daarna is het
orgel voornamelijk nog door vrijwilligers bespeeld.
Verhuur van zitplaatsen
In hoofdstuk 6 is aangegeven hoe in de loop der tijd de indeling van de kerk in zitplaatsen is
geweest. Uit verschillend oogpunt zijn deze zitplaatsen van belang: voor de kerkgangers zijn ze
het belangrijkste element van comfort, terwijl ze voor de kerkelijk gemeente vroeger de voor
naamste bron van inkomsten waren. Geen wonder dan ook dat daarover in vergaderingen van
kerkeraad en kerkvoogdij vaak gesproken werd.
Het aantal zitplaatsen, inclusief de kerkeraadsbanken, was vóór de verbouwing in 1917 212,
waarvan 114 in banken en 98 op stoelen (zie afbeelding 63). Van de zitplaatsen in banken bevonden
er zich 34 op de galerij. Door genoemde verbouwing en herinrichting verminderde het aantal
zitplaatsen tot 201 in totaal, nu allemaal in banken (zie afbeelding 64). De aantallen zoals deze
waren vóór plaatsing van het orgel in 1902 en de daarmee gepaard gaande uitbouw van de galerij
zijn niet exact bekend, maar zullen vrijwel niet van genoemde cijfers afwijken. Dit blijkt onder
andere uit een „Lijst van verhuurde zitplaatsen in de Gereformeerde kerk te 's-Heerenhoek" uit
ca. 1835, waarop 172 te verhuren zitplaatsen staan aangegeven. (58) Tellen we daarbij op 6
zitplaatsen voor de kerkeraad en 30 vrije plaatsen op de galerij, dan komen we op een aantal van
208. Met de andere vrije plaatsen erbij ligt het totaal aantal zitplaatsen ook voor die tijd rond de
212. Nauwkeurige gegevens over aantallen zitplaatsen vóór de grote verbouwing in 1832 zijn niet
bekend.
Kerkeraadsleden en kerkmeesters (later kerkvoogden) hadden een vrije zitplaats in de voor hen
gereserveerde banken terzijde van de preekstoel. Daarnaast had natuurlijk de voorlezer/koster een
eigen gratis plaats. Ook voor het gezin van de predikant was een „vrije bank" beschikbaar, wat
tot de emolumenten van het ambt hoorde.
Bij het beroepen van ds. H. Snel in 1891 bijvoorbeeld werd het „vrij gebruik eener bank in de
kerk" uitdrukkelijk genoemd. (59) Ook in de latere „liggers van het predikantstractement" is dit
recht vastgelegd. (60) De stokman had zijn plaats op de galerij, waar tot 1888 alle plaatsen vrij
waren. Toen in genoemd jaar besloten werd voor de voorste bank ook huur te gaan vragen, werd
de stokman op die bank een vrije plaats toegewezen. (61)
De oudste gedetailleerde informatie over het verkopen en verhuren van zitplaatsen vinden we in
het in 1832 vastgestelde reglement, dat als bijlage 10 is opgenomen. Daaruit blijkt dat jaarlijks het
recht op het huren van vrijgekomen zitplaatsen werd verkocht. De koper was verplicht om naast
zijn eenmalige koopsom, jaarlijks het voor zijn gekochte plaats vooraf bepaalde huurbedrag te
betalen. Vertrok een huurder uit de gemeente of overleed hij, dan verviel het recht weer aan de
kerk. Dit gebeurde ook als het huurbedrag niet op tijd werd betaald. In het reglement is voor elke
131