De bezwaren tegen de begraafplaats bij de kerk bleven evenwel bestaan, te meer daar men doorging hier ook de doden uit Nieuwdorp te begraven. Het feit dat de school alleen geventileerd kon worden ..door de luchtlaag boven het kerkhof" en de aanwezigheid van het lijkenhuis in de onmiddellijke nabijheid van de school, waren de belangrijkste bezwaren. (91) Sluiting van de begraafplaats bleek onafwendbaar: op 15 april 1879 kwam een einde aan het gebruik van het kerkhof als laatste rustplaats voor de gemeenteleden. (92) Ander gebruik van het kerkhof Van oudsher werd het kerkhof niet alleen gebruikt als begraafplaats, maar werd het ook verhuurd of verpacht om als hooiland te worden gebruikt. Verhuur van de ,,grasetting" van het kerkhof is dan ook door de eeuwen heen een vaste en niet onbelangrijke inkomstenbron voor de kerk geweest. Huur of pacht werd schriftelijk vastgelegd. Bijlage 11 geeft de tekst van het in 1873 opgestelde contract, waaruit blijkt dat het kerkhof alleen gebruikt mocht worden om er gras of hooi te snijden of te maaien. Van het oude gebruik om elk jaar van 1 april tot 31 december te verpachten ging men in 1908 af. door voortaan te verpachten van 1 januari tot 31 december, in de verwachting dat de verpachting dan meer zou opbrengen. (93) De eerste jaren daarna was dat inderdaad het geval en was er een aanmerkelijke stijging van de opbrengst. In 1878 kreeg de kerkvoogdij moeilijkheden met de nieuwe predikant, ds. H.W. Brandt, die beweerde recht te hebben op het gebruik van het kerkhof ten behoeve van zijn geit. Dat zou hem bij zijn beroeping beloofd zijn. Ondanks het verzoek van de president-kerkvoogd daar vanaf te zien. liet dominee Brandt op eigen gezag het kerkhof maaien. (94) Voor dat jaar berustte men toen maar in de aanspraken van de predikant. De jaarlijkse opbrengst van het kerkhof lag gedurende lange perioden op een vrijwel gelijkblijvend peil, maar had ook uitschieters. In de loop van de achttiende eeuw is de opbrengst waarschijnlijk geleidelijk gedaald. Vóór 1760 is maar één gegeven bekend, en wel voor de jaren 1724 en 1725, toen de huur over beide jaren tezamen 3-5-0 (f 19.50) bedroeg. (95) Na van 1760 tot 1763 0-10-0 (f 3,per jaar te hebben opgeleverd, bleef de huurprijs van 1764 tot 1802 constant op de helft daarvan. Van 1818 tot 1914 schommelde de jaarlijkse huurprijs zo ongeveer tussen 4,en 12.met soms langere perioden waarin de prijs gelijk bleef. Verhuring geschiedde dan ook soms voor tijdvakken van 3, 4 of 7 jaren. In 1902 is er in de notulen het eerst sprake van ,,de boomvruchten" op het kerkhof, die bij verhuring van het gras eigendon van de kerk blijven. (96) De boomgaard is te zien op afbeelding 86. welke foto is genomen na de kerkrestauratie in 1917. Wegens het veelvuldig stelen van appels uit de boomgaard werd in 1918 aan de veldwachter een premie van 2,50 in het vooruitzicht gesteld voor ieder proces-verbaal dat hij tegen appeldieven zou opmaken. (97) Aanvankelijk werden de appels jaarlijks afzonderlijk verhuurd; vanaf 1922 ging dat samen met het gras. (98) De opbrengst was toen 100,— per jaar, maar daalde na enkele jaren alweer tot de helft. (99) Na het uitbreken van de eerste wereldoorlog ontstond in ons land een toenemende behoefte aan bouwland. Vanaf 1917 werden door de overheid zelfs subsidies verleend voor het „scheuren" van weiland, dat is het omzetten in bouwland. (100) Het is waarschijnlijk in dat licht te bezien dat in 1915 overwogen werd het kerkhof om te spitten en het als bouwland te verhuren. (101) Vrezende dat daartegen nogal bezwaren zouden worden ingebracht, besloot men het oude gebruik te bestendigen. Zeer zeker als gevolg van de oorlog werden in 1917 „wegens de weinige aanwezige brandstof" enige bomen op het kerkhof gerooid. (102) 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 140