Afbeelding 3 toont de situatie in westelijk Zuid-Beveland in 1747-1748 met de bestuurlijke indeling. Daarbij valt op dat 's-Heerenhoek niet als afzonderlijk ambacht is aangegeven, maar nog als deel van de ..Heerlykheid van Heinkensant", een situatie die toen al meer dan 75 jaar was achterhaald. De ambachtsheren vergaderden één keer per jaar. in de eerste week van juni. Voor de afhandeling van tussentijdse kleine zaken werden vier. later drie commissarissen benoemd. (21) Na de Refor matie. die in Zuid-Beveland in 1577 zijn beslag kreeg, vertrokken een aantal katholiek gebleven ambachtsheren vroeger of later naar de Zuidelijke Nederlanden. (22) Dezen, en hun opvolgers, lieten hun belangen hier door rentmeesters behartigen. De andere ambachtsheren zaten veelal in de regering van naburige steden, of bekleedden posten bij de landsregering te Middelburg. Voor de daadwerkelijke uitoefening van het plaatselijk bestuur stelden de ambachtsheren schout en sche penen aan. De schout was de eigenlijke vertegenwoordiger van de ambachtsheer; zo trad hij in diens plaats op als eiser in rechtszaken, zoals de huidige openbaar aanklager (officier van justitie). Als schout werd vaak een boer benoemd die pachter of zetboer was van de belangrijkste ambachts heer; zo kon deze steeds zijn invloed laten gelden. (23) De schepenen vormden samen het plaatse lijk gerecht. De ambachtsheren benoemden ook zelf alle plaatselijke overheidsdienaren en beambten. Omdat de kerkelijke gebouwen in die tijd geen eigendom waren van de kerkelijke gemeente maar beschouwd werden als bezit van de burgerlijke gemeenschap, hadden de ambachtsheren op het gebied van het beheer der kerkelijke goederen een beslissende invloed. De kerkmeesters, die de zorg hadden voor de kerkelijke gebouwen, werden steeds door hen benoemd, terwijl over alle belangrijke zaken betreffende de kerk de ambachtsheren zelf beslisten. Ook hadden zij bij het beroepen van predikant en kerkeraadsleden het recht van stemuitbrenging. Aan de grote invloed die de ambachtsheren op de totale samenleving hadden, kwam een einde in 1798 toen alle heerlijke rechten en titels werden afgeschaft. (24) Formeel werden die rechten in 1806 gedeeltelijk hersteld, zonder dat het overigens tot feitelijke herstelling kwam. (25) Bij de invoering van het ..moderne" gemeentebestuur in 1814. werden ook de oude heerlijke rechten wederom gedeeltelijk van kracht. Onder andere kregen de ambachtsheren toen het recht van voordracht voor de benoeming van schout, secretaris en raadsleden en herkregen zij het benoemingsrecht voor de lagere functionarissen. In 1848 is aan het ambachtsheerlijk overheidsgezag definitief een einde gekomen. Op kerkelijk gebied bleef de invloed van de ambachtsheren langer bestaan: zij hielden het recht van stemuitbren ging bij het beroepen van een predikant. Nog in 1869 wensten zij dit recht uitdrukkelijk voor zich te reserveren. (26) Bestuurlijk is 's-Heerenhoek zelfstandig gebleven tot 1 januari 1970, toen de gemeente werd opgeheven en samen met veertien andere kerkdorpen deel werd van de nieuwe gemeente Borsele. Bebouwing Na het gereedkomen van de dijk rond een nieuwe polder werden daarin wegen aangelegd, sloten gegraven, kreken gedempt en de landerijen in cultuur gebracht. Zodra dat mogelijk was werden ook de boerderijen gebouwd. Zowel bij het bedijkingswerk zelf als bij de inrichting van de polders waren veel werkkrachten nodig die in de nabijheid van hun werk moesten wonen. De oudste bewoningsconcentratie is waarschijnlijk de zogenaamde Rijkebuurt. thans Nassauweg, in de Nieuwe Kraayertpolder. Het dorp 's-Heerenhoek kon pas ontstaan op de plaats waar het ligt, na de bedijking van de Borsselepolder in 1616. Waarschijnlijk zijn daar al spoedig huizen verrezen, hoewel uit de allereerste tijd daarover geen gegevens beschikbaar zijn. Het bewaard gebleven 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 24