geen geld had. (11) In 1678 was deze schuur eigendom van Marinus Janse Spellemaker, de eerste schout van 's-Heerenhoek,die toen een hypotheek nam op ,,sijn schuyre, staende aen de Achter- strate, die voor desen de kerke is geweest. (12) Uit de nadere beschrijving van de ligging is de plaats van de schuur bekend. Afbeelding 7 toont de huidige situatie ter plaatse, met daarin de schuur getekend zoals deze voorkomt op de oudste kadasterkaart (1819). (13) Waarschijnlijk was de situatie toen nog dezelfde als in 1678. Genoemde akte uit dat jaar laat ook zien dat de schuur in 1669 waarschijnlijk niet afbrandde, zoals eerder in navolging van De Smit (14) algemeen werd aangenomen, maar de grote dorpsbrand toen overleefde. Het is niet bekend of de schuur aangepast was voor kerkelijk gebruik, maar onmogelijk is dat niet: in verschillende stukken uit die tijd wordt hij aangeduid als ,,de kerke". In ieder geval diende de schuur ook als vergaderplaats voor de kerkeraad. In december 1667 bijvoorbeeld waren gedeputeerden van de classis „in de kerke met den kerkenraet vergaedert", toen de bijeenkomst door een groep inwoners werd verstoord. (15) Hetzelfde probleemde onvrijheid in het vergaderen van de kerkeraad waar dat in een schuur moest gebeuren, bestond ook elders. De kerkeraad van Kats klaagde in 1668 in zijn verzoek aan de Staten van Zeeland om subsidie voor het bouwen van een kerk, onder andere over „de groote onvrijheyt in de consistory" die men toen had. Ook de „groote coude wintertijt en somers groote hitte" werden hier naar voren gebracht als bezwaren die aan het gebruik van een schuur als kerk verbonden waren. (16) Voor 's-Heerenhoek kwam aan al deze moeilijkheden een einde na het bouwen van de kerk in 1672. Omvang van de gemeente De gemeente is klein begonnen: bij de aanvang in 1657 waren er, de predikant en zijn vrouw meegerekend, nog maar 28 lidmaten (zie bijlage 1). Toen de kerkeraad zich in 1668 tot de Staten van Zeeland richtte voor het bouwen van de kerk. waren er volgens eigen zeggen een drie- a vier honderd mensen bij de godsdienstoefeningen aanwezig en gebruikten meer dan honderd lidmaten het H. Avondmaal. (17) Dit laatste aantal zal wel iets overdreven zijn, want toen de tweede predi kant. ds. Elias Surendonck, in 1674 naar Nisse vertrok, schreef hij niet zonder trots in het akten- boek dat gedurende zijn ambtsperiode het aantal lidmaten aangroeide van nauwelijks 90 in 1668 tot omstreeks 130 bij zijn vertrek. Hij besloot zijn aantekeningen dan ook met: „Exitus acta probat" (de uitslag kenmerkt het werk). Wat bij de vorenstaande opgaven over de omvang van de gemeente opvalt, is het grote verschil tussen het aantal lidmaten (die aan het H. Avondmaal deelnamen) en de grote groep toehoorders. Algemeen werd toen duidelijk onderscheid gemaakt tussen de gemeente, waarmee de lidmaten werden aangeduid en de veel grotere groep liefhebbers, de mensen die wel als toehoorder naar de kerk kwamen, maar (nog) geen belijdenis hadden gedaan. (18) Later werd het verschil tussen die twee categorieën kleiner, wat uit de volgende opgaven voor 's-Heerenhoek blijkt. Tabel 1. Opgave van het aantal lidmaten en het zielental der gemeente in 1819, gesplitst naar woonplaats (burgerlijke gemeente). (19) N.B. Nieuwdorp hoorde tot 's-Heer Arendskerke. Lidmaten Zielental 's-Heerenhoek 125 240 's-Heer Arendskerke 139 300 Ovezande 9 24 Borssele 2 8 Totaal 275 572 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 33