zijn van 1809 tot 1811. Dit is niet juist: in het aktenboek van de kerkeraad zomin als in dat der
classis is iets over een schorsing vermeld. Integendeel: uit die boeken blijkt dat ds. Vriesekolk in
die moeilijke jaren zijn dienstwerk normaal heeft vervuld.
Ds. Vriesekolk. geboren te Naarden op 29 juni 1759. is hier bevestigd op 3 september 1797. Na
met ingang van 1 juli 1829 emeritus te zijn verklaard, overleed hij ongehuwd te Middelburg op
20 januari 1832. Hij heeft veel te stellen gehad met de kerkeraad naar aanleiding van de invoering
van de Evangelische gezangen in 1807. Deze kerkeraad was blijkbaar heel was zelfbewuster dan
die in 1752 bij de affaire Zegers. Op 1 januari 1807 werd voor het eerst officieel uit de bundel
op een „vereerende wijse" en tot stichting van de gemeente gezongen, onder leiding van ..den
voorsanger van deese gemeente Josias Wagenaar in den hoogen en nog sterken ouderdom van
80-tig jaar." De stichting duurde niet lang, want nog dezelfde maand weigerde de kerkeraad verder
uit de bundel te zingen. Dit had op de gemeente natuurlijk geen goede invloed en wekte bepaald
de zanglust van de andere gemeenteleden niet op. Op 4 januari 1807 werd besloten tot het
aanstellen van 'een stokkeman ter behartiging van Godsdienstige order en stigting." Zou dat toeval
zijn? De kerkeraad moest zich voor de classis verantwoorden, wat men weigerde. De zaak heeft
zich jaren voortgesleept, tot de kerkeraad zich uiteindelijk naar de classis schikte. De hele zaak
moet een last voor de predikant zijn geweest. In de classicale vergadering van 4 april 1810 verzocht
hij ,,in de zaak van 's-Heerenhoek verder te worden geëxcuseerd, als begerende niet meer te willen
spreken over dezelve", aan welk verlangen de vergadering tegemoet kwam. (49)
Ds. Vriesekolk was de man die het initiatief heeft genomen voor de kerkrestauratie die in 1832
gereed kwam. In 1824 schreef hij een adres aan de Koning, waarin hij de armoedige staat van zijn
gemeente in de goedgunstigheid van Z.M. aanbeval, zonder echter, uit bescheidenheid, een
concreet verzoek om financiële hulp te doen. De brief zal wel even onduidelijk zijn geweest als
doorgaans zijn andere geschriften, want de Gouverneur van Zeeland, terzake om inlichtingen
gevraagd, schreef dat hij deze niet zonder moeite had kunnen bekomen ..daar 's mans redeneringen
in den geest zijner schrifturen zijn." (50) Pas acht jaar later kon de restauratie worden uitgevoerd;
ds. Vriesekolk was toen inmiddels al overleden.
In hoofdstuk 2 is al gewezen op de armoede die zowel de burgerlijke als de kerkelijke gemeente
beheerste. Op het eind van de achttiende eeuw waren de .parochie-, kerk- en armenmiddelen"
van 's-Heerenhoek en Heinkenszand gedurende lange tijd door één en dezelfde ontvanger beheerd
geweest, waarbij het nadelig saldo van het ene middel goedgemaakt werd uit het batig saldo van
het andere. In geval van geldtekort werd elders geleend, waarbij dan de geldschieters ..het credit
der gezamenlijke middelen" als onderpand op het oog hadden. Toen na 1795 de politieke toestand
steeds onzekerder werd, eisten verschillende crediteuren hun kapitaal op. Daaraan kon niet worden
voldaan. In overleg met een commissie uit het Departementaal bestuur werd in 1800 een overeen
komst met de schuldeisers gesloten over aflossing van de schulden. (51) De schuld van de kerk
van 's-Heerenhoek bedroeg toen ruim vierduizend gulden, welk bedrag men schuldig was aan kerk
en armen van Heinkenszand. (52) Het bleek nadien onmogelijk zelfs maar een deel van de interest
geregeld te betalen. Deze last was niet op te brengen, men ging er zwaar onder gebukt. In 1829
vroeg het provinciaal college van toezicht of de kerk bezittingen had die verkregen waren sedert
de Spaanse overheersing tot het jaar 1795. Het nogal laconieke antwoord luidde: men ..heeft schuld
genoeg maar geen goed". (53) Talloos zijn de stukken en aantekeningen over deze zaak die zich
voortsleepte tot 1877 toen de laatste aflossing aan het armbestuur van Heinkenszand werd
voldaan. (54)
Daarvóór had men al van het Rijk subsidie gekregen om de schulden aan de kerk van Heinkenszand
af te lossen (55) en had men door onderhandelingen met genoemd armbestuur kwijtschelding van
een deel van die schuld weten te bedingen.
39