Tabel 5. Bouwkosten en afmetingen van enkele Zeeuwse protestantse kerken uit de zeventiende
eeuw.
Plaats
Bouwjaar
Bouwkosten
in guldens
Lengte x breedte
buitenwerks in meters
Koudekerke (W) (17)
vóór 1617
5.188
22,4 x 10,3
Sas van Gent (18)
1648-1658
ca. 90.000
21.5 x 21,5
Nieuwland (19)
1650
2.666
ca. 20.0 x 10,0
Retranchement (20)
1653-1654
6.270
20,2 x 10,2
Schoondijke (21)
1656
8.280
ca. 21.5 x 11,9
Biervliet (22)
1658
8.120
19,2 x 12,5
Zuidzande (23)
1659
6.241
ca. 19,8 x 11,1
Terneuzen (24)
1659-1660
8.550
21.0 x 11,5
's-Heerenhoek
1672
3.142
17,4 x 8,6
Kats (25)
1687
1.202
15,4 x 7.5
Bouwplannen in 's-Heerenhoek
We zagen reeds dat na het stichten van de gemeente in 1657, gekerkt werd in een oude schuur wat
veel bezwaren opleverde. De eerste predikant, ds. Stroobant, overleed op 8 mei 1667. Na een
vacature van ruim een jaar werd zijn opvolger, ds. Surendonck, op 24 juni 1668 hier bevestigd.
We kunnen aannemen dat hij het was die het initiatief nam voor het bouwen van de kerk. De directe
aanleiding was het steeds toenemende getal gelovigen, zodat de gemeente ,,van nu aff aen vele
gemeynten in getale is overtreffende", zoals de kerkeraad aan de Staten van Zeeland schreef. (26)
In de Statenvergadering van 22 september 1668 kwam het verzoek voor het eerst ter sprake.
Besloten werd de Rekenkamer advies te vragen, „specialyck wat subsidie wegens het Lant tot het
opbouwen van eenige Kercken ten platten Lande, voor henen is gegeven geworden." De reken
kamer deelde op 18 januari 1669 mee dat in het verleden meer van dergelijke verzoeken ..naer
gelegentheit van plaetsen ende gemeinten favorabelijck sijn getracteert ende t'elckens met een
convenable subsidie... gegratificeert."
Men adviseerde ook nu een redelijke subsidie te geven, waardoor ook de ambachtsheren en anderen
eerder bereid zouden zijn een bijdrage te leveren. (27) Op 25 januari 1669 kwam het request, nu
samen met een verzoek van Kats van dezelfde strekking, wederom in de Statenvergadering aan de
orde. De Eerste Edele en de vertegenwoordigers van Goes, Tholen en Veere wilden de gebruike
lijke bijdrage van twee- a driehonderd gulden geven. De heren van Middelburg vonden echter dat
eerst de voor Kleverskerke verzochte predikant moest worden toegestaan, terwijl die van
Vlissingen beweerden enige beter gefundeerde kerkelijke verzoeken te hebben. Er werd zodoende
geen besluit genomen. Reeds op 13 februari 1669 kwamen de verzoeken opnieuw ter tafel, nu
aangevuld met een soortgelijk verzoek van Wissenkerke. Besloten werd alle drie de gemeenten een
subsidie van tweehonderdvijftig gulden te geven, doch pas tot betaling over te gaan als met de bouw
begonnen zou zijn. (28)
Inmiddels had „den predikant Surendonck, met de kerkmeesters en zijn kerkenraad, en onder die
bijzonderlijk den schout Spellemaker, op zig de moeyten genomen om collegien en particuliere
persoonen aan te spreken ten eynde elk iets tot den opbouw zou gelieven te contribueeren.(29)
Voor het collecteren van geld werd stad en land afgereisd. De predikant en de schout gingen
bijvoorbeeld een week naar West-Zeeuwsch-Vlaanderen. waar zij in totaal 17-4-6 103.35)
ophaalden. De onkosten van deze reis beliepen overigens ruim 29,—. Zo ging men ook naar
Walcheren, Zierikzee en Holland. Natuurlijk ging men ook in Goes en de dorpen in Zuid-Beveland
45