eenen gemeenten klok en uurwerk", wat wel 500 gulden zou kosten. Als dat plan door zou gaan, schreven ze, zouden de lasten weer verhoogd worden, en dat voor een zaak die helemaal niet nodig was. Immers, het gemeentebestuur kon beter een overeenkomst aangaan met het Rooms-Katholiek kerkbestuur voor het gebruik van klok en uurwerk in de katholieke kerk. „welke reeds lang in de behoefte der Gemeente voorziet en ook driemaal daags geluid wordt." (76) Het gemeentebestuur ging niet op de voorstellen in. De dakruiter bleef staan en het uurwerk van de katholieke kerk werd niet gehuurd of overgenomen. Waarschijnlijk is het oude uurwerk zelfs niet eens gerepareerd, want toen de Commissaris des Konings op 7 augustus 1865 's-Heerenhoek bezocht, werd bij hem over de stilstand van het gemeente-uurwerk geklaagd. (77) Hoewel de Commissaris verlangde dat het uurwerk werd hersteld, is dat waarschijnlijk ook toen niet gebeurd: de gemeenteraad voelde daar niets voor. (78) Inmiddels was niet alleen de toestand van het uurwerk slecht, ook de dakruiter zelf was hoognodig aan herstel toe. In 1869 was de toestand zodanig slecht, dat burgemeester en wethouders, met het oog op de veiligheid van de kerkgangers, besloten het luiden van de klok te verbieden en kerk voogden in overweging gaven de nodige maatregelen te nemen. (79) Dezen waren van mening dat maatregelen, die nodig waren in verband met de veiligheid, niet door hèn maar door burgemeester en wethouders zelf genomen dienden te worden. Zij kaatsten dus de bal terug en vroegen op hun beurt .Welke maatregelen H.Ed. achtb. Bestuur denkt te nemen tot herstelling van den toren." Voorts verzochten zij, in afwachting daarvan, toestemming de klok zodanig te doen ophangen dat men in staat zou zijn door middel van kleppen het begin van de kerkdiensten aan te kondigen. (80) Hoewel uit de stukken niet blijkt wat nu precies de mankementen aan de dakruiter waren, kan toch wel worden aangenomen dat de stevigheid van de constructie te wensen overliet, waardoor de dakruiter tijdens het luiden van de klok bewoog. Om de oorzaak daarvan aan te geven is het nodig iets te vertellen over het ophangen van luidklokken in het algemeen. (81) De aloude manier van ophangen is aan een rechte luidbalk waardoor de hele klok onder het scharnierpunt komt te hangen, de zogenaamde tiefhangung. Ook onze klok was op die wijze opgehangen, wat blijkt uit afbeelding 46. Een klok die zo is opgehangen heeft bij het luiden het zo kenmerkende ..beierende" geluid. Dat komt omdat het scharnierpunt van de klepel lager ligt dan de draaiingsas van de klok, waardoor de klepel een eigen slingerbeweging ten opzichte van de klok krijgt. Een gevolg van deze ophangconstructie is dat tijdens het luiden het zwaartepunt van de klok zich bij elke slag zijwaarts verplaatst. Hierdoor ontstaan horizontale krachten op de ophangconstructie die deze op de toren overbrengt. Juist de voortdurende wisseling van de richting van de kracht werkt destructief. Is nu de constructie van de toren niet stevig genoeg in relatie tot de zwaarte van de klok, dan zal die toren, of in ons geval de dakruiter, uiteindelijk bezwijken. De ophanging kan dan alleen worden gehandhaafd als de toren wordt versterkt of, bij zware klokken, als een dure constructie met compensatieslinger wordt aangebracht. (82) De tweede ophangmethode is die aan een krukas, de zogenaamde hochhangung. Hierbij ligt het draaipunt van de as dichterbij het zwaartepunt van de klok, waardoor het optreden van zijdelingse krachten tijdens het luiden sterk wordt beperkt. Het voordeel van deze methode is dat weinig kracht nodig is om de klok te luiden, een nadeel dat de klank minder ,,warm" aandoet. Electrisch aangedreven zware klokken hangen vrijwel steeds aan een krukas, hoewel er tegenwoordig ook apparaten in de handel zijn waarmee dergelijke klokken aan een rechte luidas eveneens electrisch kunnen worden geluid. De oorspronkelijke luidklok van onze kerk woog 72 kg, terwijl de in 1943 geroofde klok 123 kg zwaar was (zie hoofdstuk 4). Op een onbekend tijdstip is dus de eerste klok door een zwaardere vervangen. Nu mag een gewicht van 123 kg op zichzelf niet zo zwaar lijken, voortdurende beweging tijdens het luiden, waardoor de steeds wisselende horizontale krachten optreden, is 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 90