7. IN EN OM DE KERK Kerkelijke functionarissen In elke kerkelijke gemeente werken een aantal mensen om die gemeente als zodanig te kunnen laten functioneren. In de Nederlandse Hervormde kerk zijn dat in de eerste plaats de zogenaamde ambts dragers: predikant, ouderlingen, diakenen en kerkvoogden. Zij zorgen voor het bestuur en het geestelijk welzijn van de gemeente en behartigen haar stoffelijke belangen. Daarnaast zijn er de mensen die in het kerkgebouw zelf en daaromheen werkzaam zijn om de godsdienstoefeningen naar behoren te laten verlopen en voor de uitvoering van allerlei werkzaamheden in en rond de kerk. Over laatstgenoemde categorie mensen handelt deze paragraaf. Allerminst is hier volledigheid nagestreefd, noch in de beschrijving van de verschillende betrekkingen, noch in die van de dienaren daarin. Slechts is getracht een indruk te geven van het werk dat aan de diverse functies was verbonden. Daarnaast zijn een aantal functionarissen die om de een of andere reden opmerkelijk waren wat nader belicht en zijn enkele bijzondere details naar voren gebracht. Bij de godsdienstoefeningen speelde de voorlezer een belangrijke rol. Wegens het ontbreken van een orgel moest hij tevens als voorzanger de gemeentezang leiden. Beide functies waren steeds gecombineerd met die van koster, in welke betrekking hij moest zorgen voor het schoonhouden van de kerk en het steeds tijdig in gereedheid brengen daarvan voor de verschillende diensten. Bovendien had dezelfde man ook nog eens de taak van schoolmeester, aan welke combinatie van betrekkingen hier pas in 1884 een einde kwam. Voor het handhaven van de orde in de kerk moest de stokman zorgen. De kerkdiensten werden door de klokluider aangekondigd, terwijl de stoven- zetter tijdens de wintermaanden voor een beetje warmte zorgde. Sedert 1902 was er een organist voor het bespelen van het toen gekochte harmonium. Voorlezer/voorzanger, koster en schoolmeester De eerste voorlezer, koster en schoolmeester in 's-Heerenhoek was Aarnout Jansen van Turenhout. In kerkelijke stukken wordt hij pas in 1669 voor het eerst als zodanig genoemd: op 5 april van dat jaar werd belijdenis gedaan door .Tannetje Aernouts, des schoolmeesters dochter." (1) Al in 1663 was Aarnout tot diaken gekozen. (2) In 1670 wordt hij voor het eerst uitdrukkelijk als voor lezer genoemd, toen zijn werk tijdelijk door een ander werd waargenomen. (3) Daarvóór moet hij echter al als schoolmeester hebben gewerkt, want in 1652 kocht hij een huis met schuur, staande in de Nieuwe Kraayertpolder (aan de huidige Werrilaan), in de koopakte genoemd „de schole aldaer bij Calishoec". (4) Verkopers waren Pieter Coene en Jacob Jansen Vlaenderman, welke laatste in 1655 één van de initiatiefnemers was bij het stichten van de kerkelijke gemeente (zie blz. 30). Dat „meester Aernout" inderdaad in de Nieuwe Kraayertpolder woonde en niet op het dorp zelf, kan ook geconcludeerd worden uit enkele oude belastingkohieren, waarin bij uitzondering een scheiding is gemaakt tussen „Niewe Craijert" en „Caleshouck" als woonplaats van de belasting plichtigen (5) Uit die kohieren kan tevens worden opgemaakt dat Aarnout qua inkomen gerekend zou kunnen worden tot de groep van de toenmalige „middenstanders": in 1672 was hij één van de 34 inwoners die voor acht schellingen (f 2,40) werden aangeslagen in het zogenaamde hoofd geld. Er waren toen maar vier inwoners die daarin meer belasting moesten betalen. Bij het 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1988 | | pagina 127