TUSSEN STAD. STATEN EN STADHOUDER aan de gebeurtenissen van enkele tientallen jaren geleden, zijn stem wilde laten beslissen. Hij had zijn hoop gevestigd op de steun van Koning-Stadhouder Willem III want in de stedelijke politiek was zijn positie op dat moment danig verzwakt door een twee maanden eerder gesloten akkoord van correspondentie waarvan hij geen deel uitmaakte. De factie van de baljuw had één van zijn belangrijkste steunpilaren verloren, namelijk oud-burgemeester Mattheus Eversdijk. In 1686 had deze nog de zijde gekozen van baljuw Cornelis, overigens geen familie, maar nu was hij toe getreden tot de nieuwe verbintenis waarvan burgemeester Westerwijk de leiding had (103). Westerwijk, door zijn tegenstanders vanwege zijn streng gereformeerde opvattingen en zijn intriges de „Goese Cromwell" genoemd (104), was een meester in het bespelen van de gemeente. Door het toespreken van schuttersvergaderingen en het verspreiden van roddelpraatjes slaagde hij erin de steun te verkrijgen van de burgerij. Baljuw Eversdijk zag op den duur geen andere uitweg dan zich in april 1692 rechtstreeks tot Willem III te wenden. De prins, die ongetwijfeld voorzag dat na de komende magistraatsverkiezing de hem onwelgevallige factie Westerwijk het voor het zeggen zou krijgen, beval dat de wetsvermaking moest worden uitgesteld. Dat weigerden Westerwijk en zijn aanhangers echter omdat de Stadhouder volgens hen geen recht had om zich met de electie in Goes te bemoeien (105). De wetsvermaking op 24 juni ging dan ook gewoon door en inderdaad kwamen Westerwijks' volgelingen in het college, waarbij Mattheus Eversdijk terug keerde op de burgemeesterszetel. Hoewel Willem III ongetwijfeld zeer in beslag genomen werd door de Negenjarige Oorlog tegen Frankrijk (106) kon hij dit natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. De oorlogvoering vereiste voor alles een stabiele en rustige binnenlandse situatie en er was Willem III veel aan gelegen om in een qua ligging strategisch belangrijk gebied als Zuid-Beveland een hem gunstig gezinde Goese magistraat te hebben. Daarom schakelde hij zijn Zeeuwse vertegenwoordiger Willem Adriaan van Nassau-Odijk in om zich te verzekeren van de steun van een aantal aanzienlijken op gewestelijk niveau (107), en stuurde enige regimenten krijgsvolk naar Goes. Hierdoor escaleerde het conflict. De Goese regering, nu vrijwel geheel bestaande uit aanhangers van Westerwijk, weigerde de stad houderlijke troepen de toegang, zich baserend op een belofte van Willem I uit 1577 dat er nooit enig garnizoen in de stad gelegerd zou worden dan met toestemming van de magistraat (108). Tevergeefs. Na elf dagen opende Goes op 24 augustus noodgedwongen de poorten. Beschermd door de militie verwijderden de stadhouderlijke commissarissen Rozeboom en Cau vervolgens vijf heren uit de stadsregering, waaronder burgemeester Eversdijk. Hun plaatsen werden ingenomen door aanhangers van de baljuw. Eind oktober werden de afgezette regenten gearresteerd en door de nieuwe vroedschap berecht omdat ze op 24 juni tegen de wens van de Stadhouder in de magistraat hadden veranderd, en omdat ze vervolgens de stadhouderlijke militie de toegang tot de stad hadden geweigerd. Dit werd natuur lijk in tijden van oorlog gezien als een zeer ernstige zaak, en de vonnissen waren dan ook hard. Westerwijk kreeg de zwaarste straf: de dood door het zwaard en confiscatie van al zijn goederen ten behoeve van de baljuw. De overigen werden veroordeeld tot geldboeten en/of verbanning. Naar aanleiding van verzoekschriften van de burgerij en de Goese predikanten, bij wie de streng gerefor meerde Westerwijk erg populair was, verlichtte Willem III deze vonnissen waardoor ook de Goese Cromwell in leven bleef. Samen met zijn broer Johan en met Mattheus Eversdijk werd hij opgesloten in 's-Hertogenbosch. In 1698 kwamen de drie vrienden vervroegd vrij. Na de dood van Willem III in 1702 ontvingen ze zijn uit 1699 daterende toestemming om terug te mogen keren naar Goes. De factie van baljuw Eversdijk had het daar nog steeds voor het zeggen, maar bij de burgerij was ze niet erg geliefd. Dit blijkt onder meer uit een handgeschreven werkje 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1989 | | pagina 29