F. OSSEWAARDE 24. Ordonnantie op de vacatiën van hooft officiers, 31 mei 1561, in: Groot Placaetboeck II, 1490-1491. Rekening van baljuw Floris Schaeck, 1571-1577, GAG, Voorl.inv.nr. Verz. Keetlaer, inv.nr. 1808. Lasonder, Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden (RAZE.) inv.nr. 2031, Reglementen en instructien 1766-1806. 26. In zoverre verschilde de benoemingswijze van stedelijke baljuwen in Zeeland van die in Holland, dat in Holland de magistraten van de betreffende steden zelf een nominatie indienden bij de Staten van Holland. Deze nominatie werd gewoonlijk door de Staten ongewijzigd doorgegeven aan de Stadhouder, die er een keuze uit maakte. In stadhouderloze tijdperken deden de Staten dit zelf. Zie o.a. J. Fox, „Baljuwen en Schouten in Holland", in: Tijdschrift Holland 1969, 35-37. F. Ossewaarde en M. van Kersbergen, Het Haagse baljuwsambt. 27. K. Heeringa, Het archief van de Staten van Zeeland en hunne Gecommitteerde Raden 1574 1578)-1795 (1799) ('s-Gravenhage 1922) VII-VIII. 28. Zie hierover o.m. Koninklijk Huis Archief (KHA) Den Haag, Archief Prins Willem II 1626-1650, inv.nr. 15 XI-C-7, bevattende 18 brieven en afschriften van brieven van de Zeeuwse gecommitteerde Hendrik Thibaut aan Willem II, 1648-1650. GAG, verz. handschriften, inv.nr. 404, bevattenden een brief van secretaris G. van Crommon aan schepen B. van der Steene, 27 feb. 1654. KHA. Den Haag, Archief van de Friese Stadhouder Willem Frederik, 1613-1664, dagboeken van Willem Frederik 1643-1649. 29. RAZ, RSZ 8 en 14 feb. en 30 sept. 1582. Deze Wolfert van Borssele was eerder op 15 november 1581 met mr. Jan van Bekercke en David Somer genomineerd voor het baljuwschap van Middelburg. Bekercke was toen benoemd. RAZ, RSZ. 15 nov. 1581. 30. Resoluties betreffende de waarneming van baljuwsambten bij absentie van de baljuw, RAZ, RSZ. 28 juli 1576 en 13 nov. 1654. 31. RAZ, RSZ. 13 juni 1654. 32. Brief van J. Landsbergen aan B. van der Steene, 1654, GAG, Verz. handschriften, inv.nr. 404. Brief van G. van Crommon aan B. van der Steene, 27 feb. 1654, GAG, Verz. handschriften, inv.nr. 404. 33. GAG, ASG. inv.nr. 12, vroedschapsresoluties 10 okt. 1654, 16 nov. 1654, 2 jan. 1655 en 16 feb. 1655. 34. In de commissiebrieven werd de nominatie aangeduid als de „nominatie van den Magistraet der voors. stede van der Goes". Dit was echter een zuiver formele standaardzin die niet klopte met de praktijk. De definitieve nominatie werd, althans voor 1702, opgesteld door de Staten van Zeeland en Goes had daarin slechts beperkte zeggenschap. Na 1702 veranderde dat. De commissies voor de Goese baljuwen zijn te vinden in RAZ, Verz. Verheye van Citters, inv.nr. 69a (commissie van 15 feb. 1582), en in de registers van commissien en instructien van de Staten van Zeeland 1586-1809, aanwezig in RAZ, ASZ. inv.nrs. 1668-1674. 35. Net als Holland heeft Zeeland twee stadhouderloze tijdperken gekend, namelijk de periodes 1650-1672, en 1702-1747. In deze jaren was er geen Stadhouder, en dus ook geen Eerste Edele van Zeeland. Zijn zetel in de Statenvergadering werd opengelaten. 36. Zie bijv. de commissies van Marc Taelman (1 april 1539 (1538)), Gerard van Uytwijck (14 okt. 1561) en Floris Schaeck (27 nov. 1562), RAZ, Archief van de Rekenkamer van Zeeland, Copulaatboek VIII, fol. 8990, 93-94, 96-97. 37. Commissie van Wolfert van Borssele tot baljuw en superintendent, 15 feb. 1582, RAZ, Verz. Verheye van Citters, inv.nr. 13e. 38. Groot Placaetboeck, II, 1007-1062. Verder is slechts bekend dat in oktober 1673 een instructie voor de stedehouder van de Goese baljuw is opgesteld, maar deze is helaas niet teruggevonden (RAZ, Verz. handschriften, inv.nr. 1054, Instructien op ambten en bedieningen). 39. Instructie voor den schout van Goes, 19 aug. 1703, ARA Den Haag, Archief mr. L.P. van de Spiegel, inv.nr. 569. 40. RAZ, Archief van de Rekenkamer van Zeeland, Copulaatboek VIII, fol. 89-90, 93-94 en 96-97. Fruin, Rekeningen, inv.nrs. 552 en 555. 41. Rekening van baljuw Floris Schaeck, 1571-1577, GAG, voorl.inv.Verz. Keetlaer, inv.nr. 1808. 42. Stukken betreffende de recognities op de ambten, 1760, GAG, ASG. inv.nr. 1533. ARA Den Haag, Archief mr. L.P. van de Spiegel, inv.nr. 569. 43. Met deze vrij normale bedragen aan inkomsten voor een baljuwschap in een kleine stad als Goes, bleven de baljuwen ver achter bij hun collega's in grote plaatsen. Zo bedroegen bijvoorbeeld de geschatte inkomsten van de baljuw van 's-Gravenhage in 1747 liefst f. 5.975,—. Gemeentearchief 's-Gravenhage, Oud Rechterlijk Archief, inv.nr. 902. 44. In 1728 merkte de Franse markies De Fénelon op dat de Zeeuwse gedeputeerden ter Staten-Generaal als enige van alle gewesten in de Republiek voor het leven werden benoemd en altijd in Den Haag aanwezig waren. A.Th. van Deursen, „Staats instellingen in de Noordelijke Nederlanden 1579-1780", in: NAGN V, 350-388, aldaar 385. 45. GAG, ASG. inv.nr. 1533. 46. Vgl. Van Dijk en Roorda, „Patriciaat in Zierikzee", 13. 47. Groot Placaetboek VIII, 965: Resolutie van Staten van Zeeland waarbij ambtsgelden worden geïntroduceerd, 24 september 1703. 48. GAG, ASG. inv.nr. 4755-4844, Kohieren van de ambtsgelden op ZuidBeveland 1715-1805. GAG, ASG. inv.nr. 4845, Stukken van vaststelling en wijziging van deze kohieren. 49. GAG, voorl.inv. Verz. Keetlaer, inv.nr. 1808. 50. Ordonnantie betreffende de vacatiën van hooftofficiers, 31 mei 1561, Groot Placaetboeck II, 1490-1491. Piccardt, Bijzon derheden uit de geschiedenis der stad Goes (Schiedam 1979) 26. RAZ, RSZ, 14 okt. 1589. 51. RAZ, ASZ, inv.nr. 377, alfabetische index op de resoluties van de Staten van Zeeland 19, 29 en 30 jan. 1582. Overigens hadden Middelburg en Vlissingen nog geen jaar eerder eveneens tevergeefs om een vaste toelage voor hun baljuwen gevraagd. 52. Lasonder, RAZE, inv.nr. 2031, Reglementen en instructien 1766-1806. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1989 | | pagina 38