C. DEKKER
in die zelfde maand omkaden los van hun omgeving. In Beoosten Schelde gaan de gaten dicht op
Schouwen. S. Annaland en S. Maartensdijk. Het stoppen van de gaten houdt zeker nog geen droog
legging in, want waar men normaal al 's winters met wateroverlast te kampen heeft, zijn de winter
maanden daarvoor niet bijster geschikt en zal het tot het voorjaar duren voordat de sporen van de
inundatie zijn verdwenen. De andere delen van Zeeland maken een moeilijke winter door. In oost
Zuid-Beveland zijn drie gaten in de dijk bij Kreke en Vijfhuizen geslagen, ten zuidoosten van
Reimerswale, en één bij Lodijke, ten westen van de stad. Als Le Cocq en Van Briarde daar langs
varen in de week na de vloed constateren zij dat de stroom op de Schelde bij eb gedurende twee
uur wordt tegengehouden door de enorme uitstroming van water uit de Kreekse gaten. Het gat bij
Lodijke is veel kleiner en zij vernemen, dat het goed te dichten zal zijn. Was daar ter plekke een
Adolf van Bourgondië of Cornelis Jansz. Schravelinck geweest, het is aan geen twijfel onderhevig
of dat zou ook gebeurd zijn, want alle latere inspectieverslagen geven de commissarissen gelijk.
Twee bronnen vermelden, onafhankelijk van elkaar, de tegenwerking van Adriaan van Reimers
wale, die meende dat het gat hem een natuurlijke haven bij zijn kasteel te Lodijke zou bieden. De
latere literatuur heeft dit verhaal als een legende willen afdoen, maar de bronnen, waar het op
steunt, zijn hoogst betrouwbaar. De ene is de latijnse kroniek van Jan Steenhouwer, beheerder van
de goederen van het vervallen regulierenklooster te Reimerswale, uit ca. 1560 (15) en de andere
is het traktaat over dijktechniek van Andries Vierlingh, die in de periode tussen de twee vloeden
als zoon van de tollenaar van Yersekeroord en als klerk van het rentmeesterkantoor van Bewesten
Schelde in oost Zuid-Beveland verbleef. Bovendien past de houding van Adriaan van Reimerswale
geheel in het beeld dat wij ons van deze schurk kunnen vormen.
Viel het Le Cocq en Van Briarde reeds op, dat er aan de gaten in oost- Zuid-Beveland niet werd
gewerkt, ook daarna beperkte de activiteit zich daar tot een verzoek van de magistraat van Reimers
wale aan de landvoogdes om een inspectie en een advies. Daar het gat bij Lodijke niet gedicht was
toen het gemakkelijk gekund had, vond vermenging plaats van het water dat via dit gat naar binnen
vloeide met dat van de Kreekse gaten, en dat juist in een gebied dat sedert eeuwen bekend stond
als de Wilde Moeren. Als erfenis van de middeleeuwse moernering was het een moeras van
ongeveer 10.000 gemeten groot, dat in de winter van 1530 op 1531 in een binnenzee veranderde
en Reimerswale totaal isoleerde. Ook buiten de Wilde Moeren waren veel lage landen, die een
gemakkelijke prooi voor het water waren. Ondanks het scherpe verbod in de keur van Zeeland uit
1495 en ondanks de daarop volgende expliciete plakkaten tegen het „darinck delven" was men
daarmee onverminderd doorgegaan. In de jaren 1521-1529 zijn door de rentmeester van Bewesten
Schelde 211 composities gesloten met oost-Zuid-Bevelanders om de boeten wegens het moeren af
te kopen, waaraan zelfs schouten, pastoors en koorofficianten zich hadden schuldig gemaakt.
Omdat de wateringen van Beoosten- en Bewesten Yerseke slechts door een verwaarloosde kade
van elkaar gescheiden waren, stroomde het Kreekse water ook Bewesten Yerseke binnen en verhin
derde het de drooglegging van het westen, ook na de sluiting van het Kattendijkse gat. Daarom
had Cornelis Jansz. Schravelinck al meteen na de vloed aan Le Cocq en Van Briarde gevraagd een
dijk te mogen leggen tussen Yerseke aan de Schelde en Waarde aan de Honte om de wateringen
te scheiden, maar dezen hadden geantwoord dat dit een zaak van de landvoogdes was.
De landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, die in het Nederlandse staatsbestel een zo belangrijke
positie inneemt, wordt in de maand november dagelijks overspoeld door steeds nieuwe jobs
tijdingen. Uit haar brieven aan de keizer blijkt dat zij in hoge mate begaan is met de ,,povre gens"
in de getroffen gebieden: ,,madite dame est fort triste et desplaisante de veoir le pays de son
gouvernement ainsi trouble et desoléMaar zij kijkt verder. De grote bedragen, die de keizer voor
de oorlogvoering nodig heeft, zullen niet opgebracht kunnen worden. Afgezien van de schade, die
de inundatie de keizer zelf heeft toegebracht, ten bedrage van één miljoen goudguldens, valt er niet
te denken aan het heffen van belasting. Zeker niet in Zeeland en maar heel weinig in Holland en
54