DE STICHTING VAN DE KOOPMANSBEURS TE GOES De raad bespreekt vervolgens het ontwerp van de hand van de „Stadsfabriek" L.Ph. de Lannée de Bétrancourt. Er wordt besloten om de voorkeur te geven aan het plan waarbij het gebouw is voorzien van een bovenverdieping. Deze bovenverdieping zal bestaan uit een grote zaal die voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden. Voor aankoop van de grond en de bouw denkt men uit te komen op een bedrag van vierduizend gulden. De raad besluit over te gaan tot goedkeuring van de aankoop van de grond en de bouw van een koopmansbeurs, waarbij gebruik zal worden gemaakt van sloopmaterialen afkomstig van het nog te slopen schuttershof ,,De Edele Busse". Het bouwplan De ontwerpschets van de hand van L.Ph. de Lannée de Bétrancourt bestaat uit een fraai ingekleurde tekening van de voorgevel en een op kleinere schaal getekende doorsnede van het gebouw. De begane grond bestaat uit een hal met aan de marktzijde drie open bogen. De toegangen tussen de bogen zullen worden afgesloten met drie gietijzeren hekken. De achter gevel bevat in het midden een dubbele deur die toegang geeft tot het achterterrein, met boven deze deur een rond blind venster. Ter weerszijden hiervan komen ronde vensters. De verdieping heeft aan de voorzijde eveneens drie open bogen, afgesloten met gietijzeren ballustrades. De achtergevel is geheel afgesloten. Er zijn geen stookplaatsen want de schets bevat geen schoorstenen. Door de beide vensters op de begane grond zien we enkele bomen. Het is blijkbaar de bedoeling dat het achterterrein ingericht wordt als een soort plantsoen. Het bestek Aan de hand van het bestek is na te gaan hoe de eigenlijke vormgeving en inrichting is gedacht. Vooruitlopend op het bestek wordt door L.Ph. de Lannée de Bétrancourt op 30 december 1835 een nota ingediend waarin een opsomming wordt gegeven van de materialen die na de sloop van het gebouw van „De Edele Busse" zullen worden hergebruikt. Deze lijst bevat de volgende zaken: 55700 bakstenen, die goed schoon gemaakt geleverd dienen te worden. zes kapitale moerbalken, te gebruiken ten behoeve van de vloer der verdieping. 200 pond ijzer afkomstig van ankers, veren en trekbalken. Uit deze hoeveelheid zullen de bruikbare stukken worden uitgezocht en verwerkt. Tenslotte nog 6 hardstenen dorpels afkomstig van de ramen van het te slopen gebouw. Deze dorpels zullen in de drie bogen op de begane grond herplaatst worden. Het uitvoerige bestek is in het voorjaar van 1836 gereed. Helaas zijn de bestektekeningen niet bewaard, zodat uit de tekst moet worden opgemaakt in hoeverre van het oorspronkelijke ontwerp is afgeweken. Op de eerste plaats wordt in het bestek melding gemaakt van het feit dat van het afgebroken huis nog een klein restant aanwezig is. Waarschijnlijk gaat het hier om een klein achterhuis. Dit bouwwerkje zal door de aannemer gesloopt worden, waarbij hij de vrijkomende materialen kan besteden aan de nieuwbouw van de beurs. Het blijkt dat het gebouw zal worden voorzien van een schoorsteen. Waar een stookplaats zal worden aangelegd blijkt niet. Het laat zich echter aanzien dat deze voorziening op de verdieping zal worden geplaatst. Eveneens in afwijking van het oorspronkelijke plan wordt in het midden van de achtermuur een groot raam aangebracht, breed 2.20 m., en hoog ca. 3.20 m. Ter weerszijden van dit raam zal een deur komen. De in het bestek opgegeven dagmaten van de doorgangen zijn betrekkelijk gering, namelijk 1.00 m. breed en 2.10 m. hoog. Deze deuren worden aan de binnenzijde afgesloten met een grendel en slot. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1989 | | pagina 65