Aankoop van de grond en een aanbesteding met hindernissen Intermezzo DE STICHTING VAN DE KOOPMANSBEURS TE GOES Achter het beursgebouw zal aan de zijde van het pand van de heer Van Deinse (nr. 15) een klein gebouwtje worden opgetrokken waarvan de oppervlakte 6.00 m. bij 4 m. zal zijn. In dit gebouwtje komt een spiltrap die toegang moet geven tot de bovenverdieping. Ook ergens achter het pand wordt een „secreet" gebouwd. Op de verdieping komen zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde drie zogenaamde hof- of statievensters, voor de vensters aan de voorzijde zullen gietijzeren ballustraden worden aan gebracht. De vloer van de begane grond zal bestaan uit klinkers die op hun kant zijn gezet. Het gehele gebouw zal worden gepleisterd. Op 26 september 1835 wordt van Jacob Cornelisse Beenhakker, landman te 's-Heer Abtskerke, voor een bedrag van 448,— het perceel aan de Grote Markt aangekocht. De aanbesteding zal plaatsvinden op 9 april om 11 uur in het stadhuis. Volgens het bestek van de bouw moet de nieuw bouw op 1 april 1837 opgeleverd worden. Dit blijkt een uiterst ongunstige datum te zijn. Als op 9 april de inschrijvingen op tafel worden gelegd blijken er vier kandidaten te zijn: H.O. Mulder, voor een bedrag van 8350,H. Boot voor 8500,H.D. van Ettinger voor 8300,— en M. Dekker voor 8325,—. Het blijkt dat alle inschrijvers rond 4000 gulden boven de begroting zitten. De veiling gaat evenwel toch door. Door het stadsbestuur wordt een grond- bedrag van 3000,gesteld waarna men kan opmijnen met bedragen van tien gulden. Bij een bedrag van 7090,— eindigt dit spel van opbod ten gunste van H.D. van Ettinger. Aangezien ook dit bedrag veel te hoog is, wordt besloten het werk niet te gunnen. Binnen het stadsbestuur wordt overleg gepleegd. Men besluit om het op 24 september opnieuw te proberen. Met grote opluchting van de kant van het stadsbestuur is het werk hierna gegund aan H.O. Muller. De opleveringsdatum wordt bepaald op 1 juni 1837. Dat de bouw in de zomer van 1837 gereed kwam blijkt uit een op 14 augustus bij de gemeente ingekomen brief. De buurman van de Korenbeurs, mr. J.J. van Deinse, verzoekt de gemeente om voor een periode van 14 jaar het lege erf achter de beurs te mogen huren. Dit met uitzondering van een strook langs de achtergevel van 6 m. breed. De huurder is bereid om de bouwvallige muur aan de Stalstraat te vervangen door een haag of heining. Dit verzoek wordt om nader advies in handen gesteld van de „stadsfabriek" L.Ph. de Lannée de Bétrancourt. Precies een maand later op 14 september ligt dit advies bij het college van burgemeester en wethouders op tafel. De Lannée de Bétrancourt adviseert om het verzoek van de heer J.J. van Deinse af te wijzen. Dit advies stoelt op een tweetal overwegingen. De achtergevel van het gebouw heeft twee deuren, één komt uit in het trapportaal waardoor de verdieping bereikbaar is. De andere deur geeft rechtstreeks toegang tot het achterterrein. Dit terrein kan, volgens De Lannée de Bétrancourt, voorzien worden van twee brede groensingels waarop houtgewas kan worden geplant. Deze aankleding zal dan beschikbaar komen voor de kooplieden van de beurs om bij mooi weer de onderhandelingen in de tuin te voeren. De Lannée geeft vervolgens zijn toekomstvisie op het achterterrein. Indien zal blijken dat het beursgebouw te klein is, dan zou men een doorgang kunnen maken in het midden van de achter gevel. Hierachter kan dan een gaanderij of „basilique" worden opgetrokken. Ter ondersteuning van deze gedachte sluit hij een eenvoudige schets bij. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1989 | | pagina 67