TUSSEN STAD. STATEN EN STADHOUDER
HET PRESTIGE VAN HET GOESE BALJUWSAMBT EN VAN DE PERSONEN
DIE HET BEKLEEDDEN, 1582-1795
door F. Ossewaarde
Die wit stelen en niet wil hangen,
Ga naar ter Goes en late zich vangen.
Want de Heeren van ter Goes,
Zijn zoo zacht als appelmoes.
(volksrijmpje, mogelijk 16e of 17e eeuws,
overgenomen door Piccardt, Geschiedenis der stad Goes, 26).
1. Inleiding
Eén van de takken van geschiedbeoefening die sinds de jaren zestig steeds grotere populariteit heeft
gekregen, is de regionale en lokale geschiedenis (1). Door het opkomende besef dat de Neder
landen vóór de 19e eeuw meer verschillen dan overeenkomsten vertoonden, verschoof de
belangstelling van het nationale naar het regionale/lokale kader. Vele studies zijn daarvan intussen
al het resultaat geweest (2).
Dat wil echter niet zeggen dat er geen leemtes meer bestaan. Integendeel. De meeste studies
beperken zich toch tot Holland, en als ze over Zeeland handelen, blijven ze vrijwel altijd beperkt
tot Walcheren. Ook wordt in de meeste studies het stadsbestuur van een betreffende stad wel zijde
lings behandeld, maar opvallend is dat bijvoorbeeld een belangrijke figuur als de baljuw/schout
daarbij weinig of geen aandacht krijgt. Slechts J.V. Rypperda Wierdsma had in zijn in 1937
verschenen studie ..Politie en justitie" een algemeen beeld geschetst van Hollandse baljuwen en
schouten, maar zijn bevindingen waren eigenlijk nog nauwelijks getoetst op plaatselijk niveau (3).
De laatste tijd is daarin verandering aan het komen. Aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn
Hollandse baljuwen bestudeerd voor 1580, in Leiden tussen 1580 en 1795. Hieruit kwam naar
voren dat baljuws- en schoutambten rond 1580 zeer belangrijk en daardoor gewild waren, maar
dat dit daarna afnam ten gevolge van de dalende invloed van de Grafelijkheid op de plaatselijke
politiek. Plaatselijke regentenfacties gingen de dienst uitmaken, en de baljuwen konden door de
Grafelijkheid niet langer als manipulatiemiddel gebruikt worden (4).
In Zeeland is de geschiedenis van de besturen van de zes voormalige stemhebbende steden nog
steeds niet bestudeerd, al is daar juist voor Goes vorig jaar enige verandering in gekomen door
het boekje van M.A. Prins-Schimmel, Het Stadhuis te Goes. Verder is er alleen voor Middelburg
rond 1700 de studie van M. van der Bijl, en over de Zierikzeese patriciaatsgeschiedenis het oude
werk van P.D. de Vos en de daarop gebaseerde studie uit de jaren zeventig van D.J. Roorda en
H. van Dijk (5). In voorliggend onderzoek heeft de vraag naar status en prestige van het Goese
baljuwsambt tussen 1582 en 1795 centraal gestaan. Is het ambt steeds zo belangrijk gebleven dat
het, zoals de schrijver van een anoniem 18e-eeuws handschrift beweert (6), werd bekleed door de
aanzienlijksten des lands, of is het, net als in de Hollandse steden, in waarde gedaald. En zo ja,
was die neergaande tendens gelijkmatig, of waren er fluctuaties in de tijd. Als te bestuderen periode
5