P.S.G. RAAS Art. IV Waar en hoe te rekening De opbrengst van elks getal zal moeten geschieden vóór leveren, boeten den 31 december, ten huize van een der boekhouders naar en dag der verkiezing der leden; doch bij verhuizing van een der leden zal deze gehouden zijn te blijven leveren bij den boekhouder, aan wien hij de eerste musschen heeft overgebragt; de boekhouder is geenszins verpligt minder dan de waarde van 3 musschen te gelijk op te nemen, zullende diegenen, welke bij het sluiten der boeken op 31 dec. hun contingent niet hebben geleverd voor ieder ontbrekende nrusch eene boete van drie cent betalen. De rekening geschiedt in de maand januarij, op beurt in eene der herbergen, waarvan de houders leden van dit Gilde zijn. mits hunne localiteit vooraf daartoe door hoofdman en commissarissen geschikt geoordeeld zij. Van het houden dezer vergadering zal den leden vooraf kennis gegeven worden, door middel van convocatie biljetten, door den bode aan hunne huizen te bezorgen, die daarvoor eene belooning van 2 cent van ieder lid zal genieten. Art. V Niet op de erve Niemand der leden zal musschen van de gebouwen of op de van een ander erve van een ander mogen vangen of rooven dan met toestemming van den eigenaar of huurder. Art. VI Verpligting der boekhouders De boekhouders zullen verpligt zijn, tot het ontvangen van gezegde musschen, enz. twee dagen in de week te vaceren, en wel bepaaldelijk op woensdag en zaturdag van iedere week, vanaf 1 januarij tot den 31 december van ieder jaar, en alzoo te beginnen met 1 januarij 1860; terwijl zij daarvan accuraat boek zullen behooren te houden, en het geleverde van zoodanig kenteeken te voorzien, zoodat hetzelve niet voor eene tweede levering kan worden gebezigd. Niemand der leden mag musschen of eenig ander gevogelte leveren dan welke aan de vederen duidelijk kunnen erkend worden en in eenen onbedorven staat zijn. Wanneer de boekhouders ontrouw mogten begaan in het te veel of te weinig aantekenen van musschen, enz. en zulks grondig kan bewezen worden, zal de zoodanige naar goedvinden van den hoofdman en de commissarissen van zijn post worden ontzet en voor altijd als lid van de lijst worden geschrapt, kunnende diegenen echter, welke niet in de aanteekeningen van den boekhouder mogten berusten, eene lijst voor zich zei ven houden, waarop door den boekhouder, telkens bij de levering het getal kan worden aangeteekend; dit evenwel niet doende, zullen zij in de aanteekeningen van den boekhouder moeten berusten. De boekhouders, de secretaris en de bode zijn vrij van de opbrengst van musschen en van alle contributiën en verteerkosten. Art. VII Koning en Keizer Diegene, welke het hoogste getal musschen boven zijnen aanslag levert, zal KONING zijn, en op de bijeenkomst ontslagen worden van de in het volgende artikel bepaalde contributie, terwijl hij, die twee achtereenvolgende jaren, de meeste heeft opgebragt KEIZER zal genoemd worden en als zoodanig vanwege, en voor rekening van dit Gilde, een schild zal verkrijgen. Art. VIII Contributie Ieder lid zal verpligt zijn, aan de directie te betalen of bij absentie dooreen der presente leden te doen betalen, de som van vijftig cent, boven en behalve het verschuldigde voor de te weinig geleverde musschen, zullende het in de kas aanwezige bedrag voortgesproten uit de door ieder lid betaalde contributie en boeten, bestemd worden tot goedmaking der verteerkosten op de Algemeene Vergade ring. 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 100