BEVELANDS SCHOOLLEVEN IN DE DERTIGER JAREN
dingen zouden maar ten koste gaan van de tijd nodig voor het behandelen van de leerstof. Dat er
daardoor alle tijd was om die leerstof goed en uit ten treure te behandelen behoeft geen betoog en
spottenderwijs hebben laureaten later wel eens gezegd dat als je de beginselen van een vak op de Goese
HBS niet leerde, laat alle hoop dan maar varen want dan leer je het nooit.
Een feit is dat het steeds maar weer herhalen van bepaalde begrippen tot gevolg heeft gehad dat ik er
vijftig jaar later nog profijt van heb zodat ik moet bekennen, dat die stamp-leermethode niet slecht was.
Museumbezoek of het bijwonen van een lezing was tijdverlies, op een uitzondering na: in de tweede
klas werd een dag gereserveerd voor een busreisje naar de Antwerpse dierentuin. Was er dan helemaal
geen ontspanning op school? Nee, inderdaad ontbrak dat element totaal om de doodeenvoudige reden
dat ontspanning niet in het leerprogramma voorkwam. Zelfs de gymnastiekleraar dreef het vijf jaar lang
zo ver dat er altijd wel een reden gevonden werd om de twee uur per week verplichte sport op het
sportveld (openlucht noemden we dat) nagenoeg nooit te laten doorgaan en te vervangen door op min
of meer militaire leest geschoeide oefeningen in de zaal. De redenen voor deze gang van zaken waren
lachwekkend, maar niemand haalde het in zijn hoofd om te protesteren: 's winters was het te koud, in
het voorjaar was het veld te nat, in de zomer was hets morgens te nat env s middags te warm en mochten
er dan toch nog eens twee uren geschikt bevonden worden, dan werd het grootste gedeelte van de tijd
nog doorgebracht in het kleedlokaal met de uitleg van de spelregels van slagbal of hockey en „proefwerk
gymnastiek" in een snikhete zaal vlak voor de overgang was eerder regel dan uitzondering.
De docenten en hun vakken
Het is niet verwonderlijk dat een B-laureaat de wis- en natuurkundevakken het eerst zal noemen omdat
deze erg belangrijk zijn geweest voor zijn verdere studie. Planimetrie, steriometrie, beschrijvende
meetkunde en mechanica werden gedoceerd door Ir. H. Oliemans, van oorsprong onderwijzer en op
latere leeftijd afgestudeerd als civiel ingenieur aan de Technische Universiteit van Delft. Na enige jaren
werkzaam te zijn geweest aan de Zuiderzeewerken kwam hij in 1934 naar Goes. Zowel leraar als
leerlingen hadden het grote voorrecht de vruchten te mogen plukken van de aloude klassieke
Euclidische meetkunde die al honderden jaren zijn nut had bewezen. Na 1945 zijn vele andere methoden
van meetkunde-onderricht beproefd door de overheid die alleen maar tot grote mislukkingen bij de
verdere studie hebben geleid. Dat bij het vak mechanica de kogelbaanvraagstukken een belangrijke rol
speelden is begrijpelijk als men bedenkt dat Thorbecke de HBS de meest geschikte vooropleiding tot
reserve- of beroepsofficier vond. Het vak beschrijvende meetkunde was van groot nut voor een ander
soort toekomstige hogere burger en wel de bouwkundige of de architect.
De wijze waarop de nieuwe leraar Oliemans les gaf was schoolmeesterachtig in positieve zin waardoor
men de zo belangrijke grondbeginselen van zijn leven niet meer zou vergeten. Het is al eens vermeld
maar het zij hier met nadruk herhaald: Als je het bij Oliemans niet leerde leerde je het nooit. Om een
belangrijke les van Oliemans maar nooit te vergeten had een leerling, onder invloed van de o zo
populaire radiouitzendingen van AVRO* s Bonte Dinsdagavondtrein, het geheel tot een lied omgewerkt
op de wijze van „Snap je dat nou juffrouw Snip, als je mij nou juffrouw Snap, enz." Dat ging dan als
volgt
Als een hoek van zestig graad
Op een rechthoekzijde staat,
Is de kortste lijn de helft der schuine zijde
En de andre zijde die
Is een half-a-wortel-drie
Maar....let goed op wie de kleinste is van beide!
9