DE GOESE LATIJNSE SCHOOL
de aanhouder te winnen. Hij werd praeceptor, dat is derde leerkracht. Een succes werd zijn loopbaan
niet. Burgemeester en Schepenen zegden hem na enige tijd aan, zich moderater en minnelycker op te
stellen tegenover rector en conrector en zich beter te kwijten van zijn onderwijstaak. Toen het aantal
leerlingen terugliep, werd hij in 1657 ontslagen met drie maanden salaris extra. Later solliciteerde hij
opnieuw, maar het stadsbestuur gaf hem te kennen, dat hij maar tevreden moest zijn met de baan van
deurwaarder van het landrecht die hij in 1657 had gekregen. Zo verdwenen de heren Paludanus van het
toneel. Onder hun bewind was de school tot groter bloei gekomen.
6. Bloeitijd onder rector Beeckman
Op 1 mei 1646 deed een nieuwe rector zijn intrede: Abraham Beeckman. Hij was in 1607 inMiddelburg
geboren. Zijn oudere broer was de bekende natuurkundige Isaac Beeckman, die rector van de Latijnse
school te Dordrecht was. Na zijn dood gaf zijn broer Abraham een selectie van zijn wis-en natuurkundig
werk uit: „Isaac Beeckmanni Mathematico-Physicarum Meditationum. Questionum, Solutionum,
Centuria 1644". Abraham werkte in vele steden bij het Latijnse onderwijs:
1635 -1636 rector in Gorcum;
1636 -1646 rector te Vlissingen;
1646 -1652 rector te Goes;
sinds 1652 rector te Rotterdam en te Tholen (19).
Inde Hervormde kerkte Tholen bevindt zich zijn graf. Het grafschrift noemt hem de man dien de Rotte
de Rijn, de Hont, de Waal en de Schelde hebben verheerlijkt om zijn uitgebreide kennis, een gestreng
rector voor de uitgelaten jeugd. Doch liever wilde hij vermanen door zijn onderwijs dan, machtig in
het schooldomein, trots de pedagogische scepter te zwaaien.
Het aantal leerlingen van de school te Goes nam toe onder zijn rectoraat. De curatoren verzochten
daarom het stadsbestuur een derde leerkracht aan te stellen. De raden waren echter voorzichtig: was dit
grote aantal leerlingen wel blijvend? Toch moest de grote instroom opgevangen worden, dus: mocht
de rector „tsynen huyse" iemand kennen die de „minores" kon instrueren, dan mocht hij die enkele
lessen opdragen. Had deze docent zijn taak naar algemeen goeddunken verricht, dan kon hij „uut
stadtsburse" een eerlijke beloning krijgen.
In 1647 werd officieel een praeceptor aangesteld, Simon Pererius. Deze moest ook als schrijfmeester
optreden. In de 17e en 18e eeuw zag men het schrijven niet alleen als praktische vaardigheid, maar ook
als kunst. Schrijfmeesters leerden de kinderen calligraferen. Pererius kon daaarmee 12 stuivers per
leerling verdienen. Zijn vrouw kon ook nog een bijdrage verlenen aan de gezinskas door onderricht te
geven in de Fransche tael, ooc allerhande handtwerck.
November 1652 kreeg Beeckman op zijn verzoek ontslag wegens zijn benoeming tot rector elders. Men
verzocht hem het rectoraat in Goes te willen waarnemen tot een geschikte opvolger was gevonden. Dat
was niet zo eenvoudig. Eindelijk vond men Zacharias Silvius, praeceptor te Rotterdam, bereid in Goes
rector te worden. October 1653 vestigde hij zich in het rectorhuis „met het ravelyn" waar ook zijn
voorganger had gewoond.
7. De Surendoncks
Guilielmus Surendonck, die onder andere rector was van de Latijnse school te Utrecht, had vier zonen
die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de Goese Latijnse school (20). In 1655 werd Petrus
Surendonck conrector. De school had toen geen goede naam: er waren klachten over de „cleyne
21