A.P. BUIJS kunnen (26). De vraag naar Latijns onderwijs liep dus sterk terug. Bijlage 2 brengt het leerlingen-aantal in de loop van de 17e en 18e eeuw in beeld, evenals 3. De oorzaak van genoemde achteruitgang moeten we zoeken in de veranderingen in de samenleving. De 17e eeuw kende de „mercator sapiens", de koopman met brede wetenschappelijke belangstelling, die een opleiding had genoten op een univer siteit of Illustre School. In de 18e eeuw verdwijnt de student-koopman van deze onderwijsinstelling. De gegoede burgerij vraagt naar een doelmatige opleiding voor handel en nijverheid. Er kwamen naast universiteit en Illustre School andere centra van kennisoverdracht. Technisch van aard waren de artillerie- en geniescholen. Aan tekenacademies kon men onder meer architectuur studeren. Naast de Latijnse school kwam de Franse school op. waar eigentijdse talen, geschiedenis en aardrijkskunde werden onderwezen, ondanks de bescherming die de stedelijke overheden de Latijnse scholen boden, gingen deze steeds verder achteruit. In Goes werd vlak bij de Latijnse school in een van de gebouwen van het voormalige kruisbroeder klooster aan de Beestenmarkt een particuliere Franse school gevestigd. De jeugd werd er onderwezen „in de Franse taal, en andere wetenschappen". De „Schoolmeester in hetzelve" was tevens voorlezer in de Waals kerk (27). Prof. Frijhoff schrijft de achteruitgang van het Latijnse onderwijs toe aan een paradigma-wisseling in het internationale wetenschappelijke leven. Hiervoor is de volgende verklaring te geven. Tot de 18e eeuw was de benadering van de werkelijkheid filologisch-historisch: men putte zijn kennis uit de werken van de oude Grieken en Romeinen en hun navolgers; Latijn was daartoe onmisbaar. In de 18e eeuw werd de benadering van de werkelijkheid natuurwetenschappelijk: men deed zijn kennis op uit eigen waarnemingen van de omringende wereld. Een breed-maatschappelijke communicatietaai was daarbij nodig, Latijn was daarvoor niet het meest geschikt. Voor enkele vakgebieden bleef deze taal toch nog behouden, zoals theologie, filosofie, rechten en medicijnen. De overige wetenschappen, de steeds meer populair wordende natuurkunde voorop, gingen langzamer hand over op eigentijdse talen. Pas in 1876 verviel het Latijn officieel als voertaal op de Nederlandse universiteiten (28). 10. Wilde Goes in de 18e eeuw een Illustre School stichten Een Illustre School was een meestal uit de 17e eeuw stammende inrichting voor hoger onderwijs, waar men theologie, filosofie, geschiedenis, letteren of rechten kon studeren. Vaak waren de rector en conrector van de Latijnse school docent aan zo'n school, evenals een of meer plaatselijke predikanten. Een Illustre school bezat niet alle rechten en privileges van de universiteiten, zo had de school niet het recht om de doctorsgraad te verlenen (29). In Middelburg was een Illustre School: Gomarus was er professor in de theologie van 1611 tot 1614. De docenten kregen meestal de titel „lector" of „professor". In de tweede helft van de 18e eeuw maakte deze school een periode van bloei door, er kwamen toen leerstoelen voor wis- en natuurkunde, sterrenkunde en verloskunde. Wilde Goes de Zeeuwse hoofdstad navolgen? In 1739 had de stedelijke overheid aan rector Carolus Conradus Reitz de titel „lector historiarum et eloquentiae" verleend, nadat hij een aanbod van Schiedam om daar rector te worden had afgeslagen. Hij moest daarvoor enkele openbare colleges geven in de Franse kerk aan de Singelstraat. Dit kon de geleerde man niet aan Goes binden. Weldra verliet hij de stad. Tenslotte werd hij hoogleraar in de letteren te Harlingen (30). In 1769 werd het aantal lectoraten uitgebreid met een in de ontleedkunde en een in de rechten. Zo werd rector H.I. Roosen in 1776 lector juris. Hij vertrok nog hetzelfde jaar als rector naar Haarlem, een stad die blijkbaar meer perspektief voor hem bood. In 1783 werd het laatste lectoraat verleend aan rector Van Driel en wel het lectoraat historiarum et eloquentiae. Volgens Piccardt was toen een eind gekomen aan de pogingen om een Illustre School in Goes te stichten (31). Het verlenen van lectoraten vinden we ook in andere steden waar geen Illustre School was. We moeten het waarschijnlijk zien als een middel om geziene docenten aan de Latijnse school te binden. De openbare 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 26