A.P. BUIJS een slecht gevulde beurs. Boven hen stonden de patriciërsfamilies en beneden hen de gezeten burgers. De kinderen uit bedoelde stand bezochten de Latijnse school plus Illustre School of universiteit. De kinderen van de gezeten burgers (kooplieden, notarissen, ambtenaren, geneesheren) bezochten ook de Latijnse school, maar studeerden vaak niet verder. Alleen rijken konden hun kinderen naar een kostschool of Franse school sturen, die beter op eindonderwijs was afgestemd dan de Latijnse school. De gezeten burgerij miste een doelmatig type onderwijs voor haar kinderen. 12. De leerstof a. Het Latijn (36) Er zijn twee principiële verschillen tussen het huidige gymnasium en de vroegere Latijnse school. Laatstgenoemde school stelde zich namelijk ten doel de leerlingen Latijn te leren spreken, deze taal moest hun tweede moedertaal worden. Het huidige gymnasium legt zich meer toe op het kunnen begrijpen en vertalen van Latijnse teksten in het Nederlands. Bij de literatuur op de Latijnse school werd praktisch alleen gelet op de taal die de auteur gebruikte, niet zozeer op de inhoud. Op het gymnasium is de inhoud van een tekst wel belangrijk. De doelstelling van de school kwam natuurlijk in het onderwijs tot uiting. We bekijken de „schoolordre" van 27 juli 1655 voor de Goese Latijnse school. De allerjongste leerlingen moesten eerst grammaticale begrippen leren. Vervolgens werden ze ingewijd in de beginselen van de Latijnse spraakkunst. Hun woordenschat werd aangebracht door het leren van woorden uit de beknopte Nomenclator van Junius (37) en de Janua van Contenius (38). Spreken werd geleerd met behulp van de Colloquia van Corderius (39), een verzameling dialogen op kinderlijk niveau. Ook de spreuken uit de Distischa Catonis (40) waren al vlug verplichte leerstof. Als eerste lectuur werden de Evangeliën en de Handelingen der Apostelen in het Latijn gebruikt. De eerste klassieke schrijvers waarmee de kinderen kennis maakten waren Phaedrus en Terentius (41). In de hogere klassen kwamen Ovidius, Sallustus, Vergilius en Horatius aan de orde. Brieven en redevoe ringen van Cicero werden geanalyseerd. En steeds werd de Latina Grammatica van Vossius (42) deel voor deel van buiten geleerd. In de hoogste klasse werd logica en rhetorica geleerd en kwamen de Colloquia van Erasmus aan de orde. Dagelijks werd huiswerk opgegeven: grammatica en woorden leren, thema's maken en zelfs verzen. Dinsdags gaf de rector aan zijn leerlingen een spreekwoord of gezegde op. dat als titel van een Latijnse verhandeling moest dienen. Dit schriftelijk werk moest op zaterdag worden ingeleverd. Deze dag werd overigens gebruikt voor herhaling van de leerstof der afgelopen week en voor een uur catechisatie- onderricht. b. Het Grieks Voor deze taal gebruikte men de grammatica van Vossius. Lectuur bestond uit het Nieuwe Testament en de Fabels van Aesopus. Het Grieks was veel minder belangrijk dan het Latijn. De invoering is te danken aan de opkomst van het humanisme in de 15e eeuw. De bron van de wetenschap lag volgens hen in Griekenland; Aristoteles was de belangrijke leermeester en de Griekse literatuur was de bron van de ware kennis. Later verloor het Grieks op de Latijnse school weer terrein. Latijn oefende de alleenheerschappij uit. c. „Generalia" Op het rooster voorde hoogste klassen stonden logica en rhetorica. De regels van de logica leerden de jongens hoe zij op de juiste wijze een betoog moesten opbouwen en de rhetorica leerde hen hoe zij dat op fraaie, goed gestyleerde manier konden doen. Leerboeken: voor logica, dat van Burgersdyk (43) en voor Rhetorica dat van Vossius. Toekomstige theologen kregen les in Hebreeuws, iets wat op Latijnse 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 28