DE GOESE LATIJNSE SCHOOL opening in 1835 werd het gymnasium ondergebracht in het voormalige Schuttershof van de Handboog. Daar vond sinds 1819 de tekenschool een onderkomen. Het gebouw lag aan de zuidzijde van de stad, tegen de wal. Tot 1849 is de Goese Latijnse school daar gevestigd geweest. 14. De betekenis van de Goese Latijnse school Twee vragen dringen zich nog aan ons op: Welke leerlingen zijn buiten de stad of het gewest bekend geworden en welke befaamde docenten heeft de school gehad? Om met de laatste te beginnen, Meertens (50) vermeldt van twee docenten dat zij „mannen van naam" waren. Ten eerste was dat Petrus Surendonck, die op onderwijsgebied landelijke bekendheid genoot. Verder was er Caspar Parduyn, die van 1627 tot 1633 praeceptor of misschien conrector is geweest, al komt zijn naam niet voor in de lijst van personeelsleden die Fortgens aan zijn artikel heeft toegevoegd. Deze Parduyn was in Middelburg geboren en werd voor een korte tijd predikant in Aardenburg. Zijn zwakke gezondheid noopte hem zijn ambt op te geven. Hij wijdde zich verder aan het onderwijs. Hij was een bekend klassicus en behoorde tot de vriendenkring van Jacob Cats. De lust voor de klassieken zat den Parduins in het bloed, schreef Nagtglas (51). Overigens heeft de Latijnse school van Goes geen docenten van enige vermaardheid gehad, schreef Meertens. Fortgens memoreert de bloeitijd van de school onder Abraham Beeckman en onder Petrus Surendonck. Genoemd dient nog te worden Carolus Conradus Reitz, die van 1730 tot 1741 rector was. Hij was in 1708 in Terborg geboren. Zijn vader dreef daar een bekende kostschool. Al vroeg muntte hij uit door zijn kennis van oude talen. Op jeugdige leeftijd werd hij al praeceptor, conrector en rector bij het Latijnse onderwijs. Tenslotte was hij van 1747 tot 1773 hoogleraar in de letteren te Harderwijk. Hij schreef onder meer Elegia de itinere Zeelandico in 1747 (52). Wat de leerlingen betreft, moeten we te rade gaan bij Romer die een lijst van achttien namen publiceerde. Van landelijke bekendheid was misschien de theoloog Comelis Gentman. Deze was in 1617 in Goes geboren en werd bekend als predikant en schrijver van theologische werken te Utrecht. In 1672 verscheen zijn veel geprezen werk "Ahasia gestraft, of de uitbreidinge over 11 Koningen 1." Bernardus Smytegeld was in 1665 te Goes geboren en hij studeerde in 1683 cum laude af in theologie. Als predikant genoot hij grote vermaardheid. Al tijdens zijn leven werden preken van hem uitgegeven; lange tijd vormden zij gewilde lectuur in orthodox-protestantse kringen. David de Moor. volgens Nagtglas geboren en getogen in Vlissingen werd ook predikant, eerst te IJzendijke en later te Vlissingen. Hij gaf de bewijzen, dat in zijnen tijd de Latijnsche School te Goes kundige mannen kweekte, schreef Römer in 1849. Bekende Nederlanders die iets met Goes te maken hebben gehad, zoals de staatsman Laurens Pieter van de Spiegel en de dichter Joannes Anthonides van der Goes, genoten hun opleiding niet in de Ganzestad. Fortgens is duidelijk in zijn oordeel: Van veel betekenis is de Latijnse school van Goes nooit geweest (53). Piccardt die dat waarschijnlijk ook wel vond, formuleerde het als volgt: Voor zover zij aan de bevordering van verlichting en beschaving dienstbaar geweest kan zijn, heeft zeker niet geheel vruchteloos voor het nageslacht bestaan 54). We hopen dat het „nageslacht" wat positiever zal oordelen over het hedendaagse vervolgonderwijs in Goes. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 31