A.P. BUIJS 24. Ibid, p. 176. 25. Bierman, A.I...et al, Worstelende Wetenschap, Middelburg 1987: Frijhoff, W. Zeelands universiteit, hoe vaak het mislukte en waarom, p. 7 - 22. 26. Bolkestein, G. De voorgeschiedenis van het Middelbaar Onderwijs 1796 - 1813, Amersfoort, 1914, p. 58. 27. Nederland in vroeger tijd, deel 17, Amsterdam 1751/Zaltbommel 1966, p. 47. 28. Idenburg, Schets, p. 156. 29. Frijhoff, Zeelands universiteit, p. 10 30. Nagtglas, Levensberichten, p. 499. 31. Frijhoff, Zeelands universiteit, p. 14 32. Piccardt, Bijzonderheden, p. 173. 33. Fortgens, Latijnse school te Goes, p. 14 34. Römer, R.C.H. De Latijnse school te Goes, Nehalennia 1, Vlissingen 1849, p. 75 - 111. 35. Idenburg, Schets, p. 142. 36. Bronnen voor hoofdstuk 12 zijn: Fortgens, Latijnse school te Goes. Fortgens, Meesters, scholieren en grammatica. Bot, P.N.M. Humanisme en onderwijs in Nederland (diss) Utrecht/Antwepen 1955. 37. Nomenclatoren waren woordenboeken waarin de trefwoorden niet alfabetisch, maar volgens onderwerpen gerangschikt waren. Hadrianus Junius (1511 - 1575) heette eigenlijk Adriaan de Jonghe; hij was geneesheer. In Haarlem was hij rector van de Latijnse school en stadsgeneesheer. Later was hij in Middelburg alleen stadsgeneesheer. In 1567 verscheen bij Plantijn zijn woordenboek. Elk trefwoord in dit 570 pagina's tellende werk ging vergezeld van equivalenten in zes talen. Voor de Latijnse school was alleen Latijn-Nederlands van belang. Het boek werd eeuwen lang gebruikt op deze onderwijsinstelling. Bot,p. 129. 38. Comenius (1592-1671) was een Tsjechische theoloog, die eigenlijk Johann Amos Komensky heette. Na een veelbewogen leven vestigde hij zich tenslotte in Amsterdam. In Naarden werd hij begraven. Comenius wijdde zijn leven aan het onderwijs. Hij wilde de „heidense" klassieke schrijvers uit de school verbannen. Latijn moesten de kinderen leren door aan te knopen bij hun omgeving. Zijn in 1631 verschenen Janua Linguarum reserata (de ontsloten poort der talen) was een verzameling van 1000 zinnen betrekking hebbend op zaken uit het dagelijks leven. Zij waren gerangschikt naar onderwerp en klommen op in moeilijkheid. Later verscheen een met houtsneden geillustreerde uitgave, Orbis Pictus. Door het koppelen van talenonderwijs aan zaakonderwijs, het opklimmen in moeilijkheid en het inschakelen van aanschouwelijkheid was Comenius een modem pedagoog. Janssen en Visser, p. 76-84. Door het invoeren van „Latijnse" woorden voor zaken die in de oudheid niet bekend waren verweten tijdgenoten hem mee te werken aan het creeren van een barbaars Latijn, dat wil zeggen een taal vol barbarismen, Bot, p. 179. 39. Om kinderen van 7 of 8 jaar zo snel mogelijk Latijn te leren spreken gebruikte men in de 16e eeuw Latijnse dialogen, Colloquia, die de kinderen moesten lezen en leren. De onderwerpen waren gekozen uit de wereld van het kind. Van de Colloquia van Corderius zijn meer dan honderd uitgaven verschenen, de eerste in 1564 en de laatste in de 19e eeuw. De auteur, Mathurin Cordier, stelde zijn verzameling samen in de schoolpraktijk. Er waren ook moeilijke dialogen, zoals de Colloquia van Erasmus. 40. Disticha Catonis is een verzameling zedespreuken, verdeeld over vier boeken. De moraal is niet specifiek christelijk. Ze zijn waarschijnlijk afkomstig van een onbekende auteur uit de vierde eeuw. Een distichon is een tweeregelig vers dat een volledige zin vormt. Het Goudse schoolregelement noemt ze (1520): „coppelveerzen" om goede manieren te leren. We treffen hier een verbinding aan van taalonderwijs met zedelijke opvoeding. Fortgens, Meesters,enz. 41Terentius was een zeer veel gelezen toneelschrijver. Door zijn fraaie woordgebruik en zinsbouw gold hij als het voorbeeld voor de Latijnse spreektaal. Bovendien gaven zijn stukken aanleiding tot moraliseren. Bot, p. 151 - 153. 42. Gerardus Joannes Vossius (1577 - 1649) studeerde als bursaal theologie te Leiden. Hij werd rector van de Latijnse school te Dordrecht en tenslotte hoogleraar. Hij was betrokken bij de godsdiensttwisten in het Twaalfjarig Bestand. Zijn leerboeken voor Latijn, Grieks en Rhetorica werden tot in de 19e eeuw op Latijnse scholen gebruikt. Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, deel 1, Kampen 1978, p. 414-415. 43. Burgersdijk, geboren 1590 te Delfland, studeerde theologie te Saumur. Hij promoveerde te Leiden bij Snellius. Weldra werd hij hoogleraar aldaar in de logica, moraal en Fysica. Zijn leerboeken zijn Aristotelisch van opzet: de leerlingen leerden kennis der natuur uit de boeken van deze oude leermeester, niet uit eigen aanschouwing. 44. Piccard, Bijzonderheden, p. 46 45. Ibid, p. 16. 46. Ibid, p. 17. In het Bevelandse dialect was „Klesje-spelen" tikkertje of krijgertje spelen. Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Den Haag 1964, p. 445. 47. Fortgens, Latijnse school te Goes, p. 20. 48. Nederland in vroeger tijd, deel 17, p. 46-47. 49. J. de Kanter Philz. en J.ab Utrecht Dresselhuis, De Provincie Zeeland, Middelburg 1824, p. 249-250. 50. Meertens, Letterkundig leven, p. 429. 51. Nagtglas, Bijzonderheden, p. 343. 52. Ibid. p. 499-500. 53. Fortgens, Latijnse school te Goes, p. 23. 54. Piccardt, Bijzonderheden, p. 176. (Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, dl. 1. Kampen 1978, p. 414 - 415) 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 34