W. DE VRIES
van de bevolking onderzocht, zoals bijvoorbeeld van regenten of mensen die een bepaald ambacht
uitoefenden. Een bekend voorbeeld is het al vrij oude werk van De Vos en het daarop gebaseerde
onderzoek van Van Dijk en Roorda over het regentenpatriciaat van Zierikzee.
In Engeland doet men op het terrein van de lokale en regionale geschiedenis aan „community
reconstruction". Daarbij wordt van de gehele bevolking van een bepaalde plaats een zo compleet
mogelijke biografie gemaakt doormiddel van het combineren van gegevens uit verschillende bronnen.
Een inleiding op deze methode is te vinden in het boek „Reconstructing Historical Communities" van
Macfarlane. Wat betreft toepassing ervan kan onder andere gewezen worden op de fraaie studie van
Wrightson en Levine over Terling.
Ook in de historische demografie is het zo „koppelen" van gegevens uit verschillende bronnen al enige
tijd een gevestigde methode. Met behulp van gezinsreconstructie worden op het gebied van onderzoek
naar huwelijksvruchtbaarheid, één van de belangrijkste factoren van bevolkingsontwikkeling, be
langrijke resultaten geboekt. Een voorbeeld hiervan vormt het onderzoek van Hoogerhuis naar de
demografische geschiedenis van Kortgene.
In dit artikel wil ik laten zien dat ook op andere terreinen van de bevolkingsgeschiedenis de methode
van het koppelen van verschillende bronnen vruchten afkan werpen. Met name wil ik ingaan op het
onderzoek naar immigratie. De hier gepubliceerde gegevens zijn onderdeel van een breder opgezet
onderzoek naar aspecten van de sociale geschiedenis van Goes in de 18de eeuw.
Everwijn Tekelenburg zal in de massa van immigranten opgaan, maar achter de getallen schuilen steeds
mensen als hij, ieder met een eigen verhaal.
Bronnen
In het algemeen kunnen we stellen dat het vrij moeilijk is, bronnen te vinden die geschikt zijn voor
onderzoek naar migratie tijdens het Ancien Régime. Terwijl we voor bijvoorbeeld de 19de eeuw over
bevolkinsregisters met vrij uitgebreide informatie omtrent migratie beschikken, zijn er voor de periode
van vóór 1800 nauwelijks bronnen voorhanden die ons daarover directe informatie verschaffen. Zeker
in Goes beschikken we niet over een dergelijke bron.
Toch is onderzoek naar de omvang van migratie tijdens dat tijdvak niet onmogelijk. Eén van de meest
gebruikte bronnen is het (onder)trouwregister. Meestal werd daarin melding gemaakt van de ge
boorteplaatsen van bruid en bruidegom. In de regel gebeurde dat alleen bij diegenen die voor het eerst
in het huwelijk traden. Dit heeft tot gevolg dat deze bron alleen iets zegt over een bepaalde groep van
de bevolking. Zij die pas na hun eerste huwelijk van woonplaats veranderden, en zij die in het geheel
niet huwden, blijven bij gebruik van deze bron buiten beschouwing. Ook over emigratie geeft het
ondertrouwregister geen gegevens. In het kader van dit onderzoek is dat laatste echter van onderge
schikt belang. Het gaat ons immers om immigratie. De diverse hier genoemde nadelen van het gebruik
van het ondertrouwregister als bron voor de studie van migratiebewegingen nemen echter niet weg dat
deze bron vrij algemeen als één van de meest bruikbare bronnen voor dit type onderzoek beschouwd
wordt.
Naast het ondertrouwregister kunnen we verder nog het poorterboek noemen als bruikbare bron voor
migratieonderzoek. Over het algemeen vinden we daarin de namen opgetekend van hen die de
poorterseed aflegden. Het bevat dus meestal geen gegevens over hen die door geboorte poorter werden.
Ook hier is alleen sprake van gegevens over immigranten. Daarnaast is er het probleem dat het
poorterschap in de loop van de 18de eeuw sterk aan belang inboette. Het is maar de vraag in hoeverre
immigranten nog de behoefte hadden de poorterseed af te leggen en de daaraan verbonden geldsom op
tafel te leggen. Toch kunnen we in ieder geval van hen die de eed wel aflegden, nagaan waar ze geboren
waren.
In Goes treffen we beide genoemde brontypen aan. Wat betreft de ondertrouwregisters is voor dit
onderzoek gebruik gemaakt van de registers van de gereformeerde kerk en die van de schepen-
34