J.W. MINNAARD
Vrij recent is de overloper van 1599 van de heerlijkheid BaarsdorpdoorHarthoorn in zijn geheel (totaal
15 hoeken) getranscribeerd en met behulp van de computer verwerkt. In het onderhavige artikel is
getracht de ontwikkeling van de percelen, eigenaars en pachters te volgen voor één van de 11 hoeken
in de heerlijkheid Sinoutskerke, aan de hand van opeenvolgende overlopers. Grootste handicap hierbij
is het ontbreken van kaarten met perceelsweergave. Ook is getracht aansluiting te vinden met de
registratie van de percelen in de kadastrale periode. Voordat we hiertoe over gaan besteden we eerst
aandacht aan de ontwikkeling van de Moolhoek in de vroege periode.
De naam Moolhoek is waarschijnlijk terug te voeren tot de zuid-westelijk van deze hoek, net op het
grondgebied van de heerlijkheid 's-Heer Abtskerke, liggende molen (zie figuur 1). In de eerste
overlopers, van 1596-1617, komen we deze hoek tegen als Moelhouck, van 1623-1673 als Moolhouck,
vervolgens van 1680-1709, een overgangsperiode waarin we hem afwisselend als Moolhouck,
Moolhouk en Moolhoek tegen komen, in welke laatste spelling hij tot 1856 blijft. Niet helemaal
sporend met de afleiding van de molen is het feit, dat we nergens Molenhoek of het dialect Meul'oek
tegen komen. Een afleiding van Maalhoek (afwatering) of Moerhoek (moernering), moet dan ook niet
uitgesloten worden.
In Sinoutskerke was de Moolhoek één van de 11 hoeken waarin deze heerlijkheid verdeeld was. Het
Register ende Groote van de Hoeken voor 1751, samenvallend met het uitkomen van de kaart van
Hattinga, levert het volgende beeld op (figuur 2).
7. Besuyden 't Mooiwater
55 Gemeten
209 Roeden
2. Welhoek
78
54
3. Agterthijshoeke
88
286
4. Voort hijshoeke
130
174
5. Willem Witteshoek
31
50
6. Moolhoek
163
51
7. Kerkhoek
179
92
8. Wiegenhoek
64
6
9. Noorthoek
157
266
10. Groot en Oosthoek
129
205
11Kleijnen Oosthoek
70
234
„Samen soo aan schotbaar land,
1149
127
als aan vroonen"
Figuur 2. Hoeken in de Heerlijkheid Sinoutskerke1751
De oppervlakte van de hoeken is hier uitgedrukt in gemeten en roeden. Volgens Harthoom (zie ook 3)
werd op Zuid-Beveland in het algemeen de Blooise roede van 13,08 ca. gehanteerd, waarmee de
totaaloppervlakte van de heerlijkheid Sinoutskerke in 1751 op 451 ha komt. Dit komt overeen met de
latere opgave (1846) door van der Aa (13). De ligging van de hoeken is aangegeven met een cijfer op
het kaartje in figuur 1 (14). Richten we ons nu meer op de Moolhoek, dan blijkt deze met 163 gemeten
51 roeden (64.02.79 ha),in 1751 14,2% van het totale grondgebied van Sinoutskerke uit te maken.
Wanneer men het verloop van de oppervlakte van de Moolhoek volgt vanaf de eerste (1596) tot de
laatste overloper (1856). dan blijkt dat slechts kleine wijzigingen zich voordeden (figuur 3).
De grotendeels gelijkblijvende oppervlakte van de Moolhoek is voor de hand liggend als we bedenken
dat deze omsloten werd door vier doorgaande wegen. Alleen in 1716 en 1730 zien we een vermin
dering van respektievelijk 272 en 208 roeden. De vermindering in 1716 bestaat uit 22 roeden voor de
verbreding van een weg en 250 roeden door het graven van een zandput (15). Uit een vergelijking met
50