ONTWIKKELING PERCELEN IN DE MOOLHOEK TE SINOUTSKERKE Jaar Particulieren Instellingen 1666 1744 1856 35 26 27 6 9 8 Figuur 6. Verdeling eigenaren in de Moolhoek naar particulieren en instellingen De instellingen, die gedurende enkele eeuwen grond bezaten in de Moolhoek, waren voor het grootste deel van kerkelijke aard. Ze hadden gezamenlijk maximaal 18 percelen (20% van de oppervlakte) van de Moolhoek in hun bezit. Onder de particuliere eigenaren van percelen in de Moolhoek. waren enkele bijzondere, zoals Jonkvrouwe Elisabeth van der Nisse, die van 1666 tot 1687 een aantal percelen bezat en deze via de Heer van Odijck (1687-1709) in 1709 overdroeg aan het geslacht van de Nassau's (19). Dat de registratie in de overlopers niet altijd spoorde met de werkelijkheid, ziet men bijvoorbeeld aan Amelia van Nassau, die van 1709 tot 1842 (133 jaar genoemd wordt als eigenares van perceel nr.B- Behalve eigenares van grond in de Moolhoek, was Jkvr. Elisabeth van der Nisse ook ambachtsvrouwe van Sinoutskerke. Haar ambachtsheerlijke bezittingen in de Moolhoek bedroegen in 1666, samen met die van het geslacht Kelle, 24 gemeten 218 roeden ofwel 15% van de oppervlakte. Het totaal ambachtsheerlijke bezit nam in de eeuwen daarna geleidelijk af tot 10 gemeten 50 roeden (6%) in 1779 en 4 gemeten 245 roeden (3%) in 1849. 4. De kadastrale periode Eén van de belangrijkste verbeteringen in de registratie van de grond in deze periode was het beschikbaar komen van kadastrale kaarten met perceelsindeling. Andere belangrijke verbeteringen, die het ontstaan van het kadaster in 1832 met zich meebracht, waren de hernieuwde, nauwkeurige opmeting van de percelen, een aanduiding van de cultuurtoestand of aard van de percelen (bouwland, weiland, bos, etc.) en het aangeven van een waardering van de percelen, met de vermelding of ze belast dan wel onbelast zijn met polder- of dijkslasten. Achter de naam van de eigenaar was doorgaans ook zijn beroep en woonplaats vermeld. Tenslotte verkregen alle percelen een nummer waarmee een eenduidige relatie tussen de minuutplans (kaarten) en de OAT's (Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels, de registratie van alle gegevens) gelegd was (20). De OAT's worden gevolgd door de Kadastrale Leggers, waarin onder ieder artikel-nummer een eigenaar geregistreerd staat van één of meerdere percelen grond, huizen, boerderijen, etc. Wanneer een perceel wisselde van eigenaar, werd dit in het ene artikel doorgehaald en onder het legger-artikel van de nieuwe eigenaar, toegevoegd. Door de vorming van de nieuwe gemeente 's-Heer Abtskerke, Sinoutskerke en Baarsdorp in 1816, werd het grondgebied van deze nieuwe gemeente nu onderverdeeld in 5 kadastrale Secties, de Dorpssectie (A), de Molensectie (B), de Poelsectie (C), de Sectie Sinoutskerke (D), de Sectie Vrouweput (E) en de Sectie Baarsdorp (F). De Moolhoek maakt in 1832 deel uit van de Sectie B. de Molensectie. Het noordelijk blok hiervan vormde de oude Moolhoek. De eerste nummering van de percelen in de Moolhoek door het kadaster (minuutnummers volgens de minuutplans en de OAT) is op dit uitvergroot fragment van de Molensectie weergegeven in figuur 7. Het leggen van een duidelijke relatie tussen de gegevens uit de oude overlopers en de kadastrale gegevens was om verschillende redenen geen eenvoudige zaak. Eén van de belangrijkste redenen is wel het ontbreken van grondkaarten bij de overlopers, waardoor een direkte vergelijking van de geografische ligging van de percelen onmogelijk is. Weliswaar begint de beschrijving in de overlopers 93. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 55