J.W. MINNAARD
met het aangeven van een vast beginpunt, voor de Moolhoek bijvoorbeeld met: Ende begint van zuyd
oosten..., met vervolgens verwijzingen N, O, Z, W voor de ligging van de daarop volgende percelen.
Het blijkt echter, dat men hieruit nog geen duidelijkheid verkrijgt omtrent het start-perceel en ook de
verwijzingen zijn niet altijd eenduidig.
Figuur 7. Moolhoek met kadastrale perceelsnummering
Een tweede reden is, dat ook de perceelsoppervlakten vaak slechts globaal te vergelijken zijn. De
oppervlakte van de percelen werd met het instellen van het kadaster nauwkeurig opgemeten, terwijl de
in de overlopers vermelde perceelsoppervlakten sinds 1596 voor het meerendeel ongewijzigd bleven.
Daarnaast zijn de percelen doorgaans anders gegroepeerd in de overlopers dan in de OAT's. Bovendien
is niet geheel duidelijk of men wegen, sloten en wegelingen al of niet meetelde en tenslotte moet men
een omrekeningsfaktor van gemeten naar hectare hanteren.
Dat toch een poging ondernomen kon worden, is te danken aan de overlap in de tijd (1828-1856) van
de overlopers met de kadastrale gegevens.
Doorslaggevend hierbij is de overeenkomst van eigenaren geweest. Met een globale vergelijking van
de perceelsoppervlakten, leverde dit een eerste resultaat, wat zeker nog voor korrekties en aanvul
lingen vatbaar is.
Door het kolomsgewijs inbrengen van de namen van de eigenaren, vermeld in alle overlopers en na de
OAT, in de opvolgende kadastrale leggers, verkrijgt men een database waarin de historie van de
achtereenvolgende eigenaren verwerkt is.
Er aan toegevoegd is uitsluitend een rangnummer, waarmee de volgorde van de percelen in de
overloper aangeduid is. Wanneer deze gegevens nu per rij of regel uitgevoerd worden, heeft men per
perceel een historisch overzicht van alle geregistreerde eigenaren.
54