ONTWIKKELING PERCELEN IN DE MOOLHOEK TE SINOUTSKERKE van 's-Heer Abtskerke te hangen, de gevelsteen uit het oude lijkenhuisje werd in de muur van het nieuwe huisje gezet en het vrijkomende puin van de toren werd gebruikt voor de verharding van enkele wegen in de omtrek. Tegenwoordige Staat van Zeeland, Isaak Tirion, tweede deel, 1753, blz. 295-296. Gesproken wordt over Baarsdorp, Sinoutskerke en 's-Heer Abtskerke als: allen van weinig aanzien en gering vermogen. De afstand van Sinoutskerke tot 's-Heer Arendskerke en Baarsdorp wordt aangegeven als respektievelijk een halfuur en een groot kwartier (gaans). J. Ab Utrecht Dresselhuis, Wandelingen door Zuid-en Noord-Beveland, Goes, 1832. 4. A.J.vander Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel 10, 1846. De heerlijkheid Sinoutskerke grenst in het noord westen aan de heerlijkheid Baarsdorp, noord-oost aan de Jurisdictie van Goes, oost aan 's-Heer Abtskerke, zuid aan Nisse en west aan Heinkenszand. Het dorp Sinoutskerke ligt 1 uur zuid-zuid-west van Goes, 0,75 uur noord-oost van Heinkenszand en 0,5 uur noord-west van 's-Heer Abtskerke. Volgens de auteur zijn er in 1846, 6 ambachtsheren, die weliswaar vanaf de Franse tijd (1795) geen zakelijk recht meer konden ontlenen aan hun positie als ambachtsheer, maar na 1815, toen de heerlijkheden overgingen in gemeenten, nog wel de eretitel behielden, met dezelfde rechten en plichten als de andere eigenaren. De namen van de ambachtsheren in 1846 waren de erven van Cornelis baron de Perponcher ('s-Gravenhage), Herman de Leeuw van Coolwijk, L.de Fouw Jz en Mr. Martinus Pieter Blauwbeen (allen te Goes), de wed. Cornelis van Citters (Heinkenszkenszand). 5. C. Dekker, Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de Middeleeuwen, Assen, 1971 (2e druk, Krabbendijke, 1982), p. 1-6. 6. J.G. v.d. Made, M. v. Oosten-Snoek, De Poel, Eliminatie of Conservatie „Het Zeeuwse Landschap", 1971. 7. O.W. Hoogerhuis et.al. (red), Kadastrale Atlas van Zeeland 1832, deel I, Goes/Kloetinge, Middelburg, 1987. 8. C. Dekker, Zuid-Beveland, 16-24. 9. A.W. Vlam, Historisch-morfologisch onderzoek van enige Zeeuwse eilanden, Tijdschrift Ned. Aardr. Gen., 2e reeks, 60 (1943), blz. 1-101. Zie met name Kaart No.III (kaart 2b), Bodemkaart van Zuid-Beveland en verder hoofdstuk V, De Breede Watering Bewesten Yerseke op Zuid-Beveland, blz. 55-63. 10. C. Dekker, Zuid-Beveland, 22. Het nabij gelegen dorp 's-Heer Abtskerke, dat in de 12e en 13e eeuw Versvliet heette, heeft zijn oorspronkelijke naam aan deze kreek ontleend. 11C. Dekker, Zuid-Beveland, 34. 12. Overlopers van het Ambacht van Sinoutskerke van 1596-1856, nrs. 426 en 427, Archief Waterschap Zuid- en Noord-Beveland te Goes. Alleen de overlopers van de jaren 1610, 1645, 1737, 1793 en 1800 ontbreken. 13. Hierbij is een gemet 300 roeden. Vanuit overlevering wordt ook wel 1 ha 2,5 gemet als omrekeningsfaktor gehanteerd, waarmee men met 1 gemet 300 roeden op 13,33 ca voor 1 roede komt. Ook komt men echter wel lagere omrekeningsfaktoren tegen. Zie b.v. A.J. Barth, L. van Driel, F.H. de Klerk, Katholiek Beveland van 1600-1738, Kroniek van Claus, publikatie Archiefdienst nr. 22, Gemeente Archief van Goes, 1989. 14. Gegevens hiervoor verkregen via overlevering en door persoonlijke correspondentie met P.S.G. Raas ('s-Heerenhoek) en L. de Jonge-de Jonge ('s-Heer Abtskerke). 15. Overloper 1716. Het perceel, eigendom van Barent Wouterse (baant selve), groot 1 gemet 56 roeden wordt in „1716 vermindert door 't verbreeden van weg 22 R", aldus de kantlijn in de overloper. Even verderop in deze overloper zien we dan, dat een perceel van 2 gemeten 125 roeden wordt verminderd met 250 roeden voor een zandput. Dit perceel was eigendom van Charlotte de Nassau met als pachter Marinus van Bliek. Bij de sommering van de Moolhoek komt men dan tot Somma van dese hoek is nog groot hoven de berooving van 272 R voor een Zandput, etc. 160 G 221 R. 16. Overloper 1730. Ook dit perceel was in 1730 eigendom van Charlotte de Nassau (baant Leendert Verduin). In 1758 waren beide percelen met een zandput eigendom van Wigbold Adriaan van Nassau van Woudenberg (baant Adriaan de Haase). In 1765 werd Willem Adriaan van Nassau Bergen, pachter. Pas in 1835 gaat het eigendom over op Willem Lodewijk Vader. 17. Historische Atlas Zeeland, Chromotopografische Kaart des Rijks 1 25.000, Robas Producties, Landsmeer, 1989. Zie kaartblad 658, Heinkenszand, verkend in 1912 en 1913. Volgens de verkenning door de Topografische Dienst, waren de percelen 43,44 en 50,51,52 inmiddels verenigd. Tussen deze twee percelen lag het bruggetje. Genoemde schijnbare vereniging van percelen door de topografische dienst kwam wel vaker voor, wellicht door vage grenzen tussen percelen, zoals „scheiduiven". 18. P.J. Bouman, Geschiedenis van den Zeeuwschen Landbouw in de 19e en 20e eeuw en van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij 1843-1943, Wageningen 1946, blz. 38-47. 19. Jkvr. Elisabeth van der Nisse bezat in 1666 met 17 gemeten 171 roeden, ruim 10 van de Moolhoek. In 1709 werden deze percelen via d'Heer van Odijck verdeeld over Amelia de Nassau (perceelnr. B-93), Zij wert van der Bilt (perceelnr. B-77,88), Maurits Lodewijk van Nassau van Driebergen (perceelnr. B-39) en Charlotte de Nassau (perceelnr. B-43,44,50,51,52). De laatste 2 Nassau's droegen hun percelen nog over aan erfopvolgers, perceel B-39 aan Maurits de Nassau van Lecq (1744) en perceelnrs. B-43,44, 50, 5152 aan Wigbold Adriaan van Nassau van Woudenberg (in 1758), voordat het geslacht Nassau in 1842 definitief uit de Moolhoek verdween. 20. F. Keverling Buisman, E. Muller, Kadaster-Gids, Gids voor de raadpleging van hypothecaire en kadastrale archieven uit de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw, 's-Gravenhage 1979. Zie verder voor de geschiedenis van het kadaster ook (7) Kadastrale Atlas 1832. De basis voor de kadastrale registratie, die reeds gelegd was in de Franse Tijd, bestond enerzijds uit de minuutplans en anderzijds uit de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels, de OAT's. De minuutplans zijn de per Sectie getekende perceelskaarten, waarbij ieder perceel genummerd is. In de OAT's is de aard van deze genummerde percelen nader omschreven. 21. Wanneer men de omrekeningsfaktor 1 roede 13,33 ca hanteert, voortkomend uit de via overlevering verkregen relatie 2,5 gemet 750 roeden 1 ha, levert dit 65 ha 26 are 80 ca ofwel 59 are 27 ca (0,9 te hoog. Met de door Harthoom gehanteerde omrekeningsfaktor van 1 roede 13,08 ca, komen we op 64 ha 02 are 79 ca, hetgeen 64 are 54 ca (1,0 te laag is. Indien we echter bij de laatste berekening de 2 zandputten van 1716 en 1730 met een gezamenlijk oppervlak van 458 roeden of 59 are 91 ca, die 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 65