DIENSTPLICHT AAN DE DIJKEN, DE LANDWACHT VAN ZUID- BEVELAND TIJDENS DE TACHTIGJARIGE OORLOG (d DIENSTPLICHT AAN DE DIJKEN door Johan Smits 1. Inleiding Oude kaarten zijn belangrijk bij het bestuderen van het Zeeuwse verleden. Wie in haar geschiedenis geïnteresseerd is heeft er vast regelmatig een blik op geworpen. Steeds weer ontdek je daarbij nieuwe details die de nieuwsgiergheid prikkelen. Bij het bestuderen van de Visscher-Roman kaart van Zuid- Beveland uit de zeventiende eeuw viel mijn oog op de daarop ingetekende redouten. Het waren voor mij vreemde, onbegrijpelijke, kleine bouwwerkjes met een seinpaal of iets dergelijks er naast. Het woordenboek gaf een definitie die niet in verband te brengen was met hetgeen op de kaart te zien was. Alleen het vermoeden dat die zogenaamde redouten iets met verdediging te maken hadden werd er door bevestigd. Onderzoek in het archief van de stad Goes leerde dat deze redouten deel uit maakten van het verdedigingssysteem van Zuid-Beveland tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Ze werden bemand door geregelde troepen, maar vooral door de zogenaamde landwacht van het eiland. Het was onvermijdelijk de redouten te bestuderen in het kader van de geschiedenis van die volksmilitie. In dit verhaal zal getracht worden iets te vertellen over de tijdsomstandigheden en beweegredenen die aan de oprichting van de landwacht ten grondslag lagen, de manier waarop ze georganiseerd werd, hoe ze in de praktijk functioneerde (of niet functioneerde) en natuurlijk ook wat die redouten nu precies waren. 2. De oprichting van de landwacht De Tachtigjarige Oorlog heeft Zuid-Beveland niet onberoerd gelaten, al is dat door historici nog maar voor een klein deel beschreven. Eén van de mijlpalen vormde het beleg van Goes door de Geuzen en buitenlandse huurlingen in 1572. Dit beleg mislukte jammerlijk. Toen Goes in 1577 overging naar de zijde van de Opstand was dat niet het gevolg van een militaire aktie maar van een zogenaamde satisfactie, een overeenkomst (2). Tot nu toe werd aangenomen dat er in de periode tussen beleg en satisfactie weinig wapengekletter heeft geklonken (3). Nader onderzoek wijst echter uit dat er in die periode wel degelijk nog vijandelijkheden op Zuid-Beveland hebben plaats gevonden. In 1575 of januari 1576 vond er in ieder geval nog een aanslag door de Geuzen plaats. Ze landden toen met vijf tot zeshonderd man, ze staken twee dorpen in brand en doodden ongeveer tweehonderd soldaten. Een door de Geuzen gevangen genomen kapitein werd later op Sint-Annaland geëxecuteerd. Naar aanleiding van deze aanslag dienden de magistraten van het hele eiland een rekest in bij de landvoogd Requesens. Deze beantwoordde het rekest op 6 februari 1576 vanuit Antwerpen met een brief (4). Hij gaf hierin de gouverneur van het eiland, Don Philippe de Beaumont, toestemming om de plattelanders te bewapenen. Hiermee werd een al eerder, min of meer spontaan ontstane volksmilitie achteraf bekrachtigd. De brief vermeld namelijk dat de soldaten en die van het platteland door de Geuzen waren teruggedreven. Opvallend is verder de overweging dat de boeren zeer dapper geweest waren en dat er zeker geen rebellen ontkomen zouden zijn als de landlieden maar wapens hadden gehad. Erg prinsgezind waren de Zuid-Bevelanders niet en om brandstichting en plundering zat men niet verlegen. Toch was Requesens voorzichtig. Vreemdelingen en onbetrouwbaren mochten niet bewapend worden. De overgang van het eiland naar de zijde van de Opstand in 1577 betekende niet het einde van de beroeringen. Het eiland bleef de gehele Tachtigjarige Oorlog in de buurt van de frontlinie. Er bestond 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 69