P.S.G. RAAS Krayen, Exters en Vlaemse Gayen. (6) Daarin staat dat het aantal van de genoemde vogels in het land steeds toeneemt. Niet alleen wordt daardoor groot nadeel toegebracht aan de wildernissen, maar ook buitengewone schade aan de gewassen. Bovendien levert het nadeel op aan huizen, daken, kuikens, eieren en andersins. Alle eigenaren, pachters en huurders van landerijen, boomgaarden, hoven en beplantingen werden verplicht de nesten van genoemde vogels op of boven hun grond uit te roeien en te weren. Als na 1 mei van elk jaar nog dergelijke nesten zouden worden aangetroffen, verbeurde men een boete van 3 schellingen 4 grooten Vlaams 1,-) voor ieder nest. De schouten en officieren die ingevolge hun functie daartoe bevoegd waren, werden gelast op 1 mei, 31 mei en 30 juni van ieder jaar binnen hun jurisdictie inspectie te verrichten. Zonodig moesten bekeuringen worden uitgedeeld. Voorts werd het iedereen toegestaan oude eksters, kraaien en gaaien te vangen en te doden. Voor elke bij schout of officier ingeleverde oude vogel werd een premie van twee stuivers in het vooruitzicht gesteld. Uitbetaalde premies konden bij de rentmeester der domeinen worden gedeclareerd. Omdat de gegeven voorschriften niet werden nagekomen werd bovenvermeld plakkaat op 12 maart 1743 gerenoveerd. Het nieuwe plakkaat was, met modernisering van de spelling, woordelijk gelijk aan dat van 1712. Ook nu haalden de voorschriften niet veel uit: klachten over de gewraakte vogels bleven aanhouden. De hoog-baljuw en rentmeester van Zeeland Bewesten-Schelde klaagde in 1756 bij Gecommitteerde Raden over de nalatigheid van sommige schouten op Zuid-Beveland. Op 3 december 1767 stelden de heren van Goes de Staten voor ook kauwen en valduiven onder de werking van het plakkaat te brengen. Het duurde echter nog tot 3 mei 1773 eer een nieuw plakkaat werd uitgevaardigd. In hoofdzaak was dat weer gelijk aan de twee eerdere, maar bevatte tevens de volgende uitbreidingen: 1. Voortaan moeten ook de nesten van kauwen en valduiven worden uitgehaald. 2. De schoutenen officieren moeten hun inspectie verrichten in de eerste week van mei. juni en juli van ieder jaar. 3. Schouten en officieren die nalatig zijn in het uitvoeren van hun plicht worden beboet met 25,-. 4. De premie van twee stuivers voor iedere gevangen oude vogel geldt ook voor kauwen en valduiven. 5. De schouten en officieren zullen voor de door hen voorgeschoten premies een rentevergoeding van 5% ontvangen. In het begin van de zogenaamde Franse tijd werden de premies niet meer uitbetaald, wat wel toegeschreven is aan het vermeende succes van de maatregelen. (7) Met andere woorden: het aantal vogels zou zo sterk verminderd zijn dat premies overbodig waren geworden. Ik waag dit te betwijfelen. Veeleer zal de bestuurlijke ontwrichting in die tijd oorzaak zijn van het niet betalen van premies. Zelfs de predikantstractementen werden toen jarenlang niet uitbetaald! Mijns inziens is in de gehele achttiende eeuw het beoogde doel onvoldoende bereikt, wat geweten moet worden aan de inhoud van de maatregelen zelf. Verderop kom ik daar nog op terug. De negentiende eeuw In 1805 bezon het departementaal bestuur van Zeeland zich op afdoende maatregelen tot uitroeijing van allerhande schadelyk gevogeltewaarvoor aan verschillende plaatselijke besturen raad werd gevraagd. (8) Ook de Commissie voor Landbouw in Zeeland bracht advies uit. (9) Dit resulteerde in de publikatie van genoemd bestuur van 29 mei 1806, waarin, onder intrekking van alle vorige orders en bepalingen, opnieuw uitvoerige maatregelen werden afgekondigd. (10) In de aanhef van de publikatie staat: dat, ofschoon de vorige Puhlicatien der Staten van Zeeland, op het weren van Kraaijen, Exters en Vlaamsche Gaaijen, zeer heilzame maatregelen tegen de vermenigvuldiging van dat schadelyk gevogelte behelzen, dezelve nogtans niet worden naargekomen met die naauwkeurigheidzoo als wel wenschelyk ware. en zoo als ten algemeenen welzyn tot bewaring der Veldgewassen gevorderd word. En nademaal de steeds toenemende vermenigvuldiging der Musschen, almede als ten hoogsten schadelyk voor de Veldvruchten word aangemerkt, terwyl de Plaatselyke voorzieningen die deswegens in vorige tyden plegen in gebruik te zyn, of onvoldoende bevonden, of in volkomene disöbservantie schynen te zyn geraakt:.... wordt een nieuwe verordening vastgesteld. In de 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 84