HET MUSSENGILDE TE OVEZANDE Opkomst van de mussengilden Hoewel het mogelijk is dat bij de verplichte inlevering van gedode vogels op het eind van de achttiende eeuw bepaalde tradities zijn ontstaan, zie bijvoorbeeld de aanhef van de publikatie uit 1806, zijn daarover geen gegevens bekend. Ook kan niet worden aangetoond of in Zeeland al vóór 1800 mussengilden bestonden. Vrij kort daarna beginnen ze echter hier en daar op te duiken. Uit het feit dat ook bij niet-verplichte mussengilden de burgemeester vaak als hoofdman optrad, kunnen we ook in die gevallen een sterke betrokkenheid van het plaatselijk bestuur concluderen. In andere provincies bestonden eveneens mussengilden. Evenals in Zeeland waren ze ook in Noord- Brabant talrijk. Een interessant aspect voor Zeeland, dat hier verder buiten beschouwing blijft, is de geografische spreiding binnen de provincie. De indruk bestaat dat de nadruk op de Bevelanden ligt. In Lepelstraat (nabij Halsteren in Noord-Brabant) werd een mussengilde opgericht in 1804. (13) Het al genoemde mussengilde in 's-Heer Abtskerke, in 1818 door het gemeentebestuur opgericht, gaat door voor het oudste in onze provincie. (14) Ook op andere plaatsen werden mussengilden door het gemeentebestuur opgericht; in Kapeile in 1848. (15) Slechts enkele van de vele mussengilden. die kortere of langere tijd hebben gefunctioneerd, hebben hun bestaan tot de huidige dag kunnen rekken, zoals in Kats, waar het gilde in 1889 werd opgericht. (16) Het lidmaatschap van een mussengilde had niet uitsluitend een economisch doel (beperking van schade aan de landbouw) maar bevatte ook een competitie-aspect en een gezelligheidselement. Evenals in de 'echte' schuttersgilden kon men KO NING of zelfs KEIZER worden. Het gildeleven culmineerde in de jaarvergadering, die altijd met een maaltijd werd besloten. Een factor die voor veel leden zeker een rol speelde was dat het verdelgen van mussen als een zekere vorm van jacht werd beschouwd. Het Zeeuwse gildeleven was overigens heel wat minder uitbundig dan bijvoorbeeld in Noord-Brabant en België. In het al genoemde Lepelstraat hield men twee teerdagen per jaar, waarbij ook de vrouwen aanwezig mochten zijn. Daar is zelfs eens een vrouw KONING geworden! Het mussengilde te Schilde in België hield meerdere feestdagen per jaar en bovendien op elke eerste zondag van de maand een vergadering waar ieder lid twee mussen koppen overdekt met deszelfs pluymen, en twee voorste mollen pooten moest inleveren. Het reglement bevat voorts bepalingen over de gildekamer en het bier dat daar getapt werd. Bij andere Belgische mussengilden bestonden uitvoerige plichten rond de begrafenis van een gildebroeder of diens vrouw, met bepalingen over begrafenis en het opdragen van missen, tot het drinken van het lijkbier toe. (17) De meeste bepalingen in de reglementen van Zeeuwse mussengilden komen zeer ver overeen. Daaruit kan een gemeenschappelijke oorsprong worden aangewezen, namelijk de al meermalen genoemde publikatie van 29 mei 1806. Tegenstand Niet iedereen was het met de activiteiten van de mussengilden eens. In de jaren rond 1860 en daarna werd in verschillende landbouwtijdschriften herhaaldelijk gewezen op het nut dat mussen en andere vogels voor de landbouw hebben. Vooral werd aandacht besteed aan het feit dat vogels veel rupsen en andere insekten eten en dus als helpers van de boer zijn te beschouwen. (18) In de Boerengoudmijn van 1862 lezen we, in een artikel over de landbouw in Noord-Brabant, over het rapen van eieren, dat daar zeer algemeen was en waar de nesten bij duizenden werden uitgehaald: Geen struikgeen heg, geen hoschje of boom wordt onbezocht gelaten, en wee den armen vogel, wiens nest gevonden wordtzangvogels of anderen, al wat vederen heeft en eijeren legt, alles moet er aan gelooven;... (19) Ook in de Landbouw-Courant van 18 mei 1865 werd geageerd tegen „het stelselmatig dooden van zoogenaamde schadelijke vogels", mede op grond van de bepalingen in de reglementen van de mussengilden te Ovezande en Oisterwijk. (20) De schrijver meent dat 't welligt van grooten invloed kan zijn op den ondergang der werkelijk musschendoodencle musschengilden in ons land -dien hij hartelijk gaarne hoe eer hoe beter wenscht als die bepalingen van die vereenigingen meer algemeen bekend worden. De bezwaren waren gelegen in de overtuiging dat men geene stoornis in de natuur moet brengen -derhalve o.a. geene musschen moet dooden zonder de minste noodzaak en louter uit 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 87