M.J. LE CLERCQ Bestuur en personeel van de Christelijke School te Kapelle, afbeelding uit de Zeeuwsche Editie van het weekblad Groot-Rotterdam, 11 oktober 1929. Collectie Gemeentearchief Goes. Helaas was de lagere school op taalgebied geen kampioen, nagenoeg alle leerkrachten waren Zeeuwen die zelf de grootste moeite hadden met het goed formuleren van de Nederlandse taal. Het gevolg is geweest dat ik mijn leven lang een verbeten strijd heb gevoerd (en nog voer) om goed Nederlands te spreken en schrijven, zij het met matig resultaat. Maar dat is ook wel te verklaren want mijn moedertaal waarin mij als baby de zoetste woordjes werden toegefluisterd, was het Zeeuwse dialect. De lagere school bezorgde me ettelijke complexen die gelukkig van korte duur waren. Zo bemerkte ik al gauw dat ik een van de weinige kinderen uit de klas was die schoenen droeg in plaats van klompen. Met het gevolg dat mijn moeder tureluurs werd van mijn gezeur om klompen voor school. Eerst na enige maanden gaf mijn moeder toe, zij het met een concessie die ik noodgedwongen accepteerde: ik moest geel geverniste klompen dragen in plaats van het algemeen gebruikte blankhouten schoeisel, geverniste stond veel netter en zo bleef ik een buitenbeentje maar naar mijn gevoel toch in mindere mate. Een ander psychologisch probleem waarvoor mijn ouders kwamen te staan was het volgende: kinderen die in juni elf jaar waren geworden konden op verzoek van de ouders enige weken, aansluitend aan de zomervakantie, de school verzuimen om op het land of in de boomgaarden wat broodnodig extra geld voor het gezin te verdienen. Dat gelegaliseerde verzuim heette dan landbouwverlof en het bleek al ras datje pas echt bij de vaste kern van de klasgenoten behoorde als je in de hogere klassen landbouwverlof had. Mijn ouders probeerden me aan het verstand te brengen dat zoiets meer voor kinderen uit arme gezinnen was weggelegd; van ganser harte hoopte ik dat we maar arm zouden worden want dan zou ik met landbouwverlof ook wel tot de vaste kern van jonge dorpelingen gaan behoren. Maar ook om een geheel andere reden heb ik de laatste jaren van de lagere school sterk het gevoel gehad een buitenbeentje te zijn waardoor deze school op den duur niet bepaald een prettige onderwijsinstelling voor me was. Hoe kwam dat? Wel, dat zat zo: Het was gebruikelijk om naar de eerste klas van de HBS te gaan na een jaar MULO maar de nieuwe bovenmeester De Klerk (de enige niet-Zeeuw, socialisten vegetarier die het er dan ook niet lang uithield) wilde het met mij eens proberen of het zou lukken met 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 8