P.S.G. RAAS „waarde" in aantal mussen kraai, ekster, val- of bosduif ei van bovengenoemde vogels spreeuw ei van een spreeuw mus ei van een mus mol 4 mussen 2 mussen 2 mussen 1 mus 1 mus mus 2 mussen Zoals gezegd was ieder lid verplicht tenminste het voor hem berekende aantal mussen, de zogenaamde aanslag, te leveren.Uiteraard was het gewenst om méér mussen in te leveren. Ter stimulering werd degene die het hoogste aantal boven zijn aanslag leverde, uitgeroepen tot KONING. Werd iemand twee jaar achtereen koning, dan verwierf hij de titel KEIZER en kreeg hij een schild voor rekening van het gilde. Heroprichting omstreeks 1890? Behalve het reglement uit 1859 is er uit de negentiende eeuw, voor zover bekend, niets van het gilde bewaard gebleven. Toch kunnen enige zaken uit de tijd van vóór 1900 worden gereconstrueerd uit de vanaf 1904 bewaarde stukken. De op de jaarvergadering van 1906 afgehoorde rekening over 1905 wordt aangeduid als de „16e Rekening", waaruit volgt dat de eerste rekening betrekking moet hebben op 1890. Waarschijnlijk is het gilde in dat jaar nieuw opgericht, mogelijk na een periode van verval. Er moet toen ook een nieuw reglement zijn vastgesteld, wat blijkbaar gelijk was aan het reglement dat in 1907 werd herdrukt zoals de notulen aangeven. Dat reglement is als bijlage 2 opgenomen, lil het verslag over 1904 staat het volgende: Adr. Vermue heeft voor de Je maal de meeste musschen hoven het verplicht aantal en is dus Keizer (art. 14 Regl.). Daaruit blijkt dat het reglement van 1859 toen in ieder geval niet meer van toepassing was. want daarin was in artikel 7 bepaald dat men keizer werd als men twee achtereenvolgende jaren de meeste mussen opbracht. Bij de veronderstelde 'heroprichting' omstreeks 1890 is waarschijnlijk ook de later gebruikte naam Dorpsvereeniging 'Het Landbouwbelang' aangenomen. De oudste vermelding ervan vinden we op het keizersschild van Adriaan Vermue uit 1905. Men bleef echter gewoonlijk van 'het mussengilde' spreken. Bestuur en functionarissen Volgens het reglement van 1859 bestond het bestuur uit een hoofdman, drie commissarissen, twee boekhouders, een secretaris en een bode. Zij werden allen gekozen. In het reglement van 1907 is het bestuur beperkt tot de hoofdman, drie commissarissen en een secretaris-penningmeester. Boekhouders en bode zijn dan gedegradeerd tot functionarissen die werden benoemd. Als hoofdman koos men altijd de burgemeester van Ovezande. B ij de oprichting in 1859 was dat Comelis de Fou w, burgemeester van Ovezande van 1853 tot 1874. Hij was tegelijkertijd ook burgemeester van Driewegen, Ellewoutsdijk en Nisse. De volgende hoofdman die we uit de stukken kennen is Dirk Mulder (afbeelding 3). Hij was burgemeester van Ovezande van 1878 tot 1920. Op de jaarvergadering in 1923 gaf hij de wens te kennen te willen aftreden in verband met zijn hoge leeftijd. Hij was toen 76. Namens de leden wist de secretaris echter den functionaris zoodanig op zijn gemoed te werken, dat hij op zijn besluit terug komt en bezwijkt onder den drang der vergadering, nu hij spontaan bij acclamatie herkozen wordt. Het jaar daarop stond zijn besluit echter vast en trad hij af na meer dan veertig jaar hoofdman te zijn geweest. Als opvolger koos men zijn zoon L.W.B.A. Mulder, die in 1920 zijn vader als burgemeester was opgevolgd. Mulder junior bleef hoofdman tot aan de opheffing van het gilde in 1934. In de periode waarover gegevens beschikbaar zijn, was, met uizondering van de laatste twee jaar, steeds een schoolmeester secretaris van het gilde. Toen B.G. Lambers, onderwijzer aan de openbare lagere school, in 1917 uit Ovezande vertrok, werd hij tot erelid van de vereniging benoemd. Als opvolger werd gekozen A.D. de Waal, onderwijzer aan de R.K. lagere school. Deze was het die in 1930 als eerste voorstelde het gilde op te heffen, welk voorstel hij na afwijzing door de leden introk. Twee 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 90