BEVELANDS SCHOOLLEVEN IN DE DERTIGER JAREN
succes toelatingsexamen te doen zonder dat jaar MULO. Te dien einde kreeg ik in de zesde en zevende
klas bijlessen in rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis waardoor de gewone lessen in de klas
me niet veel wijzer maakten en ik een knap vervelende leerling werd. Ik was duidelijk een buitenstaande
eenling hetgeen nog versterkt werd doordat niet één jongen of meisje mocht „doorleren", zelfs was er
geen candidaat uit mijn klas voor de ambachtschool of huishoudschool. Vele jaren later pas heb ik
begrepen hoe dat kwam: de crisis had zo hard toegeslagen dat alle klasgenootjes met twaalf jaar van
school moesten om zo snel mogelijk wat te gaan verdienen voor het gezin.
Op 1 mei 1935 ging ik als jongen van dertien over, uiteraard als eenling, naar de achtste(!klas waardoor
ik volledig buitenspel kwam te staan. In juni deed ik toelatingsexamen voorde HBS meteen gemiddeld
cijfer van negen, ogenschijnlijk een mooi resultaat maar het ging aan me voorbij bij de gedachte dat ik
weer terug zou moeten naar die achtste klas. Gelukkig besloot de hoofdonderwijzer, in overleg met mijn
ouders, dat ik niet meer terug naar school hoefde. De laatste les, die ik nooit vergeten heb, was „zingen"
en ik hoor de kinderen nog uit volle Zeeuwse borst aanheffen:
Wie met ons wil naar builen haan
Zien hoe het koeltje stoeit
Met al het hoitdheel holvend hraan
Dat op den akker hroeit
Die tone ons ook een blij gezicht (en zo voort
Nou. dat blije gezicht was er want ik had een paar maanden vakantie voor de boeg.
De HBS
Op 3 september 1935, 's morgens om vijf over half negen, deed de 63jarige kleine kordate kale
concierge Hoogesteger de deur open „der Rijks hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus" en
werden 49 nieuwe leerlingen naar de twee eersteklaslokalen geleid als dartele veulens naar de stal. Het
was een historische dag voor de (toen) 70-jarige school want voor het eerst in de geschiedenis begon
de nieuwe cursus met twee parallelklassen. Vijftien meisjes en vierendertig jongens begonnen aan de
opleiding tot hogere burger(es) of, zoals Thorbecke het in 1863 formuleerde, aan de vorming van de
talrijke burgerij naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onderscheidene
bedrijven der nijvere maatschappij"Slechts een meisje en acht jongens (of 18% van het aantal uit
1935) zouden voor de vorming vijf jaar nodig hebben, het daarvoor wettelijk voorgeschreven
tijdsbestek. De meeste leerlingen vielen na drie jaar al af en sommigen deden er zes of zeven jaar over
of nog langer.
Het schoolgebouw was tamelijk nieuw, gebouwd omstreeks 1930 op de fundamenten van de oude
stadsgevangenis. Die fundamenten waren niet uitgegraven waardoor het bouwpatroon van de vroegere
cellen duidelijk zichtbaar was aan het ter plaatse opgedrukte patroon van de bestrating. De Goese HBS
was een typische streekschool want het merendeel van de leerlingen, ongeveer tweederde, was
woonachtig in Noord- of Zuid-Bevelandse dorpen. De leerlingen van Noord-Beveland konden
vanwege het veerpontje in de Zandkreek en de grote afstanden onmogelijk dagelijks op- en neerreizen;
ze waren daarom noodgedwongen in Goes in de kost (in pension) van maandagmorgen tot zaterdag
middag want ook op zaterdagmorgen werd er tot twaalf uur les gegeven.
De overgang van de lagere school naar de HBS was groot, niet zozeer door het huiswerk want daar was
ik al een paar jaar aan gewend maar veeleer was het de omgang van de docenten met de leerlingen en
de manier van les geven. Het rooster van de eersteklas omvatte 32 lessen van vijftig minuten per week:
zes ochtenden van vier lessen van 8.40-12.00 u. en vier middagen van twee lessen van 13.40-15.00 u.
De opmerkzame lezer of lezeres zal nu vragen of er dan geen ochtend-pauze was. Inderdaad, deze was
er niet, dat was alleen maar tijdverlies want op een HBS kwam je om te leren en niet om je kostbare tijd
te verlummelen in pauzes, aldus de opvatting van de directeur.
7