IMMIGRANTEN IN GOES IN DE ACHTTIENDE EEUW door W. de Vries Inleiding Op 28 januari 1700 trad in Goes de Amsterdamse vrijgezel Everwijn Tekelenburg in het huwelijk met de weduwe Maria Verbeek. Een maand later, op 25 februari, legde hij de poorterseed af. Kennelijk had hij de bedoeling zich blijvend te vestigen in de Zeeuwse stad. Ook zijn inschrijving in het ledenregister van het kleermakersgilde wijst erop dat we hier te maken hebben met een echte „immigrant". Van Everwijns verblijf in Goes, dat eindigde met zijn overlijden in 1719, treffen we in verschillende bronnen sporen aan. In de eerste plaats komt hij voor als vader van verschillende kinderen die, volgens het gereformeerde doopboek, in Goes gedoopt zijn. De oudste zoon, Coenraad, van het echtpaar Tekelenburg-Verbeek werd gedoopt in oktober 1701. Na deze eerste volgden nog de dopen van 5 andere kinderen waarvan de laatste, die van Johanna, plaatsvond in april 1709. Uit de namen van de getuigen bij deze dopen blijkt dat Everwijn de band met zijn familie niet had verloren: eenmaal trad ene Coert Tekelenburg op als getuige en een andere keer Aaltje Tekelenburg. Of deze getuigen nog wel in Amsterdam woonachtig waren, wordt overigens niet vermeld. Behalve in het doopboek komen we „signeur" Tekelenburg ook verschillende malen tegen in bronnen die te maken hebben met het bezit van en de handel in onroerend goed. In de kohieren van de 200ste penning vinden we tussen 1701 en 1720 zo'n 23 verschillende panden die kortere of langere tijd in het bezit waren van Everwijn Tekelenburg. Van de meeste van deze panden kunnen we in de transport- registers de aankoopgegevens vinden en van enkele ook verkoopgegevens. Daar vinden we echter, naast de in het belastingkohier voorkomende huizen, nog meer aankopen van onroerend goed die Everwijn in de loop der jaren gedaan heeft. Hieronder volgt een globaal overzicht van de verschillende transacties waarin hij voorkomt als koper of verkoper (met naast elkaar steeds de totale bedragen in Vlaamse ponden en de aantallen transacties). Uit dit overzicht kunnen we opmaken dat hij een behoorlijk aantal woonhuizen tegelijkertijd in bezit moet hebben gehad. Kennelijk waren die huizen een bron van inkomsten. Verder was hij vooral in de laatste vijfjaren actiefin de handel in„stovenparten". Een aantal van de door Tekelenburg aangekochte woonhuizen bevatte blijkens de acte ook winkelgerei. Misschien is dit een aanwijzing dat hij zich in de detail-handel heeft begeven. In ieder geval vinden we hem in 1712 en 1713 als deken van het kramersgilde. In 1719 overleed Everwijn Tekelenburg. Hij werd begraven in de nederkerk. Vier van zijn kinderen trouwden in Goes en lieten hun kinderen dopen in de stad waar hun vader vele jaren eerder naar toe getrokken was. Deze schets van het wedervaren van een willekeurige immigrant in Goes is zeker niet volledig. Toch is duidelijk dat we door het bij elkaar zoeken van gegevens betreffende Everwijn Tekelenburg uit verschillende bronnen, zoals hier is gebeurd, een completer beeld kunnen krijgen van zijn wel en wee. Tegenwoordig maken veel mensen studie van hun voorgeslacht. Daarbij wordt het combineren van gegevens uit verschillende bronnen veelvuldig toegepast. Naast aandacht voor de „stamboom" is er ook steeds meer belangstelling voor zaken daar omheen. Echter niet alleen in de genealogie is er aandacht voor dergelijke methoden van onderzoek. Ook in breder verband is er steeds meer oog voor. Er bestaat zelfs een aparte uitdrukking voor: „nominative record linkage". Een voorbeeld van de toepassing van „record linkage" is de reeds vrij oude prosopografische onderzoeksmethode. Veelal wordt met behulp van deze methode het wel en wee van een bepaalde groep 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 35