BEVELANDS SCHOOLLEVEN IN DE DERTIGER JAREN door M.J. Le Clercq De Bewaarschool De school waarnaar mijn moeder me op maandagochtend 3 mei 1926 bracht was de nieuwe Christelijke Bewaarschool „Samuel", gelegen in „de nieuwe wijk" op Kapelle, een stuk grond dat bouwrijp werd gemaakt waardoor men alleen door het karrespoor een idee kreeg van de toekomstige bestrating. Zo vies en modderig het pad erheen was, zo schoon was het in de school en het rook er ook nieuw. Mijn moeder maakte een praatje met de hoofdjuf en daarna ging ik mee met de tweede hoedster over het Kapelse grut, juffrouw Anna, naar het lokaal van de eerste klas, mijn moeder in tranen achterlatend, iets waar ik niets van begreep. Juffrouw Anna had niet veel moeite met de nieuwelingen maar dat zal wel gekomen zijn doordat ze in Zuidbevelandse klederdracht was, net als de moeders van de meeste Samuelpupillen. Van deze schooltijd, die twee jaar duurde, herinner ik me dat we eindeloos papieren matjes moesten vlechten met een ijzeren pen. Het einde van deze schoolperiode moest, zoals gebruikelijk, opgeluisterd worden met het opvoeren van een toneelstukje annex verkleedpartij en de fotograaf die het geheel voor de eeuwigheid zou vastleggen ontbrak evenmin in het klaslokaal. Die goeie man zag al gauw dat er veel te weinig licht was zodat hij zijn toevlucht moest nemen tot het gebruik van Blietspoel ver (Blitzpulver), zoals hij dat spul noemde. Hij deed dat poeder op een schoteltje op een stokje en stak het op een vernuftige wijze aan, juist op het moment dat hij de lens van zijn kiekapparaat opende. Een felle vlam en veel rook waren het gevolg maar ookeen deel van de guirlandes in brand waar die slimme meneer Kiek kennelijk op bedacht was want met een behendige zwaai met een natte doek die hij pijlsnel uit een emmer water viste die naast zijn statief stond, was het begin van brand snel geblust. De Lagere School Op 1 mei 1928 zette ik de eerste voetstappen in de Openbare Lagere School. Dat was iets machtigs, duidelijk van een hogere orde dan die bewaarschool. De overgang van de christelijke bewaarschool naar de christelijke lagere school zou ogenschijnlijk logischer zijn geweest dan de stap naar de openbare die nu werd gedaan en men kan zich afvragen hoe dat kwam. Wel, dat zat voor de toemalige Kapelse begrippen heel eenvoudig: die christelijke school was niet christelijk, zo oordeelde men, nee, die was gereformeerd en zo belandde elk kind uit de hervormde gezinnen op de openbare school waarbij de hervormde dominee Schmidt het lichtend voorbeeld had gegeven door zijn kinderen Wim en Zus (Annie M.G.) naar de openbare school te sturen. Dat gevoel van die hogere orde van de lagere school kwam vooral door de taal, men sprak een andere taal namelijk Nederlands. Thuis en op het dorp sprak iedereen Zeeuws (Oost - Zuidbevelands) behalve de notaris, de dokter en de dominee en als kleuter voelde ik al aan dat, als je Nederlands sprak, zijnde voor mij een andere taal, je daardoor van een hogere orde was. Met het gevolg dat, toen ik naar de lagere school ging en mijn ouders mij inprentten dat ik moest „leren" om verder te komen dan Kapelle in het leven, ik mezelf wijsmaakte dat ik dan maar moest beginnen met goed Nederlands te leren spreken en schrijven, dat was dan de eerste stap op weg naar een soortgelijk beroep als dat van notaris, dokter of dominee. Maar die andere taal leren viel tegen. In een van de eerste taallessen werd de uitspraak van de „eu" besproken in woorden als Teun, zeug, zeulen, veulen en dergelijke. Prompt vroeg een meisje wat veulen was, ze dacht aan een werkwoord, waarop de juffrouw, een volbloed Zeeuwse uit Yerseke, antwoordde dat dat een kacheltje was en dat was voor iedereen duidelijk. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1990 | | pagina 7