HET MUSSENGILDE TE OVEZANDE
door P.S.G. Raas
1. Inleiding
2. Schadelijke vogels
Bij het onderzoek naar de geschiedenis van de boerderij van de familie M.S. Vermue in de Hollestelle-
polder te Ovezande, ontdekte ik dat een oom van de huidige bewoners, te weten Adriaan Vermue
(1874-1910), in 1905 keizer van het mussengilde te Ovezande is geweest. (1) Aan het slot van dit
artikel worden enige bijzonderheden over hem vermeld. Als tastbare herinnering aan dit keizersschap
wordt een zilveren schild in de familie bewaard (afbeelding 6). Uit een artikel in het jaarboek van 1976
is de zeldzaamheid van dergelijke schilden bekend. (2) Een en ander was voor mij aanleiding wat meer
gegevens over het Ovezandse gilde op te sporen. Dit artikel is daarvan het resultaat.
Algemene literatuur over Zeeuwse mussengilden is weinig voorhanden. Wat er is, is bovendien vaak
oppervlakkig en beknopt, of heeft betrekking op één bepaald gilde. Achtergronden over ontstaan en
functioneren van de gilden worden bij dat alles weinig belicht. Hoewel ook dit artikel in de eerste plaats
overéén bepaald mussengilde handelt, zijn de algemene aspecten toch niet uit het oog verloren. Het
onderzoek daarnaar heeft enige conclusies opgeleverd over de overheidsbemoeiing met het probleem
van de schadelijke vogels alsmede over haar falende uitwerking. Door oprichting van mussengilden
trachtte men betere resultaten te bereiken dan door het geven van voorschriften alléén. Een aantal van
deze gilden had een verplichtend karakter. De meesten, vooral die welke later werden opgericht,
functioneerden op vrijwillige basis. Dat was ook het geval met het mussengilde te Ovezande.
Over de laatste dertig jaar van het bestaan van dat gilde, opgeheven in 1934, is enig interessant
archiefmateriaal bewaard gebleven. Daarbij bevindt zich ook het oorspronkelijke reglement uit 1859.
Deze stukken, die aanwezig zijn in het gemeentearchief van Borsele, geven een aardig beeld van de
activiteiten en betekenis van het gilde. (3) Mag dan deze betekenis die van de „echte" schuttersgilden
niet evenaren, de term jongensgedoe die Jolles er voor gebruikt, blijkt toch ook allerminst op zijn
plaats. (4) Al vanaf het begin van deze eeuw was de belangstelling voor het gilde tanende. Desondanks
weigerden de leden herhaaldelijk voorstellen vanuit het bestuur tot opheffing te accepteren. Nochtans
leidden die initiatieven uiteindelijk in 1934 tot het einde van deze dorpsvereniging.
Sinds de oertijd hebben mensen op vogels gejaagd, zoals onder andere uit het Oude Testament blijkt.
Daar wordt de strik der vogelvangers wel gebruikt als zinnebeeld voor de gevaren die (de ziel van) de
mensen bedreigen (Psalm 124:7, Jeremia 5:26, etc.). De Evangeliën leveren ons het overbekende beeld
van de vogelen des hemels die zaaien noch maaien maar toch gevoed worden (Mattheus 6:26, Lukas
12:24). Daar lezen we ook dat gevangen mussen werden verkocht (Mattheus 10:29, Lukas 12:6). Het
vangen van vogels in de oudheid is waarschijnlijk dan ook in de eerste plaats een vorm van jacht op
voedsel geweest.
Vóór 1800
In een land waarin de landbouw de belangrijkste voedselbron is en vogels in de voedselvoorziening
nagenoeg geen rol spelen, is de belangstelling voor vogels primair anders gericht. Daar ziet men ze
namelijk in de eerste plaats als schadelijk voor de oogst. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de
overheid al vroeg maatregelen nam om de schade zoveel mogelijk te beperken. In de keuren van
Vosmeer van 1570 was al een bepaling opgenomen over het uitsteken van kraaie- en eksternesten. (5)
Door de Staten van Zeeland werd op 24 maart 1712 een plakkaat uitgevaardigd tot weeringe van
81