A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT
gezinnen wilde heropvoeden tot nette, fatsoenlijke families, die „hun woningen als een goed huis
vader gaan leren behandelen wat zindelijkheid en onderhoud betrof." (15)
Hiertoe was een intensieve en langdurige controle - in onze tijd zou men eerder van „begeleiding"
spreken - vereist en voor het armbestuur rees de vraag wie zich daarmee moest belasten. De contro
leur-armbezoeker had het al druk genoeg en bovendien kwam de controle die hij uitoefende groten
deels neer op een toezicht op het gebruik van de bedelingsgelden. Het Burgerlijk Annbestuur had
een gekwalificeerd iemand nodig, die regelmatig bij arme mensen op huisbezoek ging. met deze
mensen intensieve gesprekken voerde en hen voorschriften voor een onberispelijke levenswandel
onder de neus drukte: kortom, een maatschappelijk werk (st)er.
Het P. Jasperplein, hier in 1970. werd van oudsher bewoond door wat wij in onze tijd minder
draagkrachtige burgers noemen. Het armbestuur sprak van „a-sociale gezinnen"die toe waren
aan een heropvoeding. Na de Tweede Wereldoorlog werd de buurt aangepakt; de huizen ontsmet en
de bewoners kregen te horen dat ze voortaan „hun woningen als een goed huisvader" moesten
behandelen wat zindelijkheid en onderhoud betrof.
Op 1 september 1948 werd mevr. T. Ouwehand in deze functie benoemd. Zij vormde samen met de
secretaris-penningmeester en de controleur het professionele element binnen het annbestuur. Tot
1953 werkte ze vooral voor het Burgerlijk Armbestuur; in dat jaar werd ze overgeplaatst naar de
afdeling Sociale Zaken van de gemeente met dien verstande dat burgemeester en wethouders haar
twee dagen in de week uitleendenaan het armbestuur.
Waaruit bestonden haar werkzaamheden? In de Instructievoor de maatschappelijk werkster uit
1953 lezen we dat ze belast was „met het onderzoek naar aanvragen om maatschappelijke steun,
kleding, versterkende middelen voor zieken en kraamvrouwen in die gevallenvoor welke het onder
zoek door een vrouwelijk persoon wenselijk is." Tevens moest ze onderzoek doen „naar kosthuizen
waarin met steun der instelling patiënten (zieken of zwakzinnigenwezen en halfwezen in gezins-
106