DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG verpleging worden geplaatst" en diende ze toezicht te houden ,,op de behandeling, verzorging en kleding van vorenbedoelde personen." Tenslotte was het haar taak controle uit te oefenen op en voorlichting te verstrekken aan ..die gezinnen, waarmede de instelling terzake van maatschappelijke steun, in welke vorm ook, in aanraking komt en welke slechts onder leiding uit hun verwaarloosde of onmaatschappelijke toestand kunnen worden opgeheven." (16) In haar zeer drukke baan - alleen al in 1951 legde de maatschappelijk werkster bijna drieduizend bezoeken af - werd mevrouw Ouwehand meermalen geconfronteerd met mensen die in grote pro blemen terecht waren gekomen en waarvoor zij een oplossing moest zien te vinden. Een paar voorbeelden. In 1949 vroeg een collega in Zierikzee haar of ze een vrouw uit die stad in Goes aan werk kon helpen. Het betrof een politieke delinquente, een jonge vrouw van 33 jaar"die na de oorlog ,,en haar kamptijd"zo schreef de sociaal werkster uit Zierikzee, ,,hier moeilijk aan de slag (kon) komen." Het was de bedoeling dat de vrouw in Goes kwam wonen en haar vijfjarig zoontje bij de grootouders in Schouwen achterliet. Van mevrouw Ouwehand werd verwacht dat ze als een soort arbeidsbemiddelaarster optrad, die in staat was een voormalig NSB-lid een baan te bezorgen. (17) Ongeveer tezelfdertijd werd haar assistentie verlangd bij de hulp aan een ,,a.s. ongehuwde moeder van zeer jeugdige leeftijd." Mevrouw Ouwehand aarzelde niet lang en schreef een brief aan een tehuis voor ongehuwde moeders in Utrecht, waarin ze de situatie uitlegde en een oplossing aan de hand deed: ,,Het betreft hier een 15 jarig meisje, dat eind April een baby verwacht en waarvoor ik gaarne plaatsing verzoek in Uw inrichting. Het komt mij echter voor, dat het, mede in verband met de zeer jeugdige leeftijd, gewenst is, dat de kleine direct na de geboorte van de moeder wordt gescheiden en dat, indien mogelijk, een pleeggezin de verdere verzorging en opvoeding ter hand kan nemen. Na cle bevalling kan het meisje wederom thuis terug komen en zal zij hier in de omgeving te werk worden gesteld en kan er toezicht worden gehouden op haar verdere levensgedragingen." (18) We zien hier de maatschappelijk werkster niet slechts als hulpverleenster, maar ook als hoedster van de zeden. In 1955 stuitte ze op een uitermate schrijnend geval, waaruit blijkt dat armoede in het naoorlogse Goes voor sommigen niet slechts een abstract begrip was, maar bittere werkelijkheid. In september van dat jaar vond de gemeentepolitie ..in een van de stenen hokjes op de Oude Singel" een zekere J. D., die ,,daar geregeld overnachtte." De maatschappelijk werkster werd ingeschakeld, die de oude man onderzocht, de dokter inschakelde en van dit alles uitgebreid rapport opmaakte: ,,De man was in grote staat van vervuiling en zag er vreselijk uit Hij is door de politie medegenomen naar het bureau, waarna ik door de politie werd gehaald voor verdere verzorging Doordat hij vre selijk vuil was en een erge stank verspreidde, wist ik eerst niet wat ik doen moest Gistermorgen heb ik de man in de badkamer van het manhuis gereinigd van ongedierte en vuil en hem daarna kleding aangetrokken." Na een paar dagen was de man enigszins opgeknapt en vertrok hij uit Goes. Voor mevrouw Ouwehand was de zaak hiermee nog niet afgelopen. Ze vreesde ..dat de man van daag of morgen ergens gevonden wordt" en vroeg het armbestuur om verdere instructies. Het arm bestuur voelde echter niets voor het verlenen van bijstand. De filantropen beschouwden D. als een zwerver en wilden op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor de financiële lasten die een eventuele verpleging van de man met zich mee zou brengen. Om aan te tonen dat D. geen Goesenaar was en ook niets met de stad te maken had, kreeg de maatschappelijk werkster de opdracht zijn levensloop te onderzoeken en op papier te zetten. Hel rapport is zo interessant dat we het gedeeltelijk citeren. is afkomstig van het dorp KattendijkeHij is aldaar geboren op 30 oktober 1878. Hij werkte daar in de smederij van zijn vader. Op 9 juli '97 vertrok hij naar Axel. Hij had te Spui een verlopen smederij gekocht, welke hij aardig schijnt te hebben opgewerkt. Op 10 maart 1899 is hij gehuwd. Omdat hij niet lang op een bepaalde plaats kon blijven verkocht hij de smederij te Axel en vestigde zich te Middelburg. Ook daar kon hij niet wennen en op 10 februari 1903 vestigde hij zich weer met vrouw en kinderen te Kattendijke. Hij kwam daar weer in de smederij van zijn vader. Het was toen de tijd, dat men op de hofsteden allerlei machinerieën begon in te voeren. Omdat hij een prima 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 109