DE GESCHIEDENIS VAN HET WEESHUIS
rar aanvullende bronnen om de exploitatie niet uit de hand te laten lopen. Die meende men te
nden in het huisvesten van bejaarden in het weeshuis. Over het hoe en waarom daarvan verwijzen
ij naar het hoofdstuk over het Oudemanhuis.
p 24 november 1627 werden de stadsbestuurders Van der Nisse, Eversdijk en Crommon aan-
ewezen om de concept-ordonnantie te beoordelen. Drie dagen later stelden burgemeesters en sche-
enen deze definitief vast.
)e Armmeesters kregen opdracht om het weeshuis in gereedheid te brengen voor de huisvesting van
e weeskinderen. De goederen van het Kruisbroedersklooster en die van het Agnietenklooster
ienden inderdaad tot onderhoud van het tehuis. Daaraan werd het besluit toegevoegd dat de Arm-
ueesters in 1628 geen onroerend goed mochten verkopen. Huisarmen mochten in dat jaar niet
edeeld worden met kleren en bij de uitdeling van turf aan de armen moesten zij zo zuinig mogelijk
ijn. (9)
De eerste rekening van inkomsten en uitgaven van het weeshuis, die wij hierboven al venneldden.
loot namelijk met een tekort van honderdvijfentwintig pond Vlaams. (10) In een poging dat aan te
uiveren, werd besloten om op derde Kerstdag een collecte langs de deuren van de Goesenaars te
louden. De heren regenten en twee leden van het stadsbestuur zouden persoonlijk met de schalen
ondgaan. Afkondiging van de collecte vond plaats van de pui van het stadhuis en in de kerk vanaf
le kansel. (11) Ze bracht bijna honderdtien pond vlaams op. De tijdens de verbouw op het werk
:eplaatste collectebus had naar hedendaagse begrippen een bedrag van ongeveer 10 - opgebracht.
12)
Regenten en regentessen (13)
Aan de hand van de vastgestelde ordonnantie kunnen wij de gang van zaken in het weeshuis enigs
zins reconstrueren. Het stond onder de directie van een college van regenten en regentessen, die in
de aanvang buitenvadersen buitenmoederswerden genoemd, dit in tegenstelling tot de vader
en moeder, die men binnenvaderen binnenmoedernoemde. Het eerste regentencollege
bestond uit Pieter Mesouck, Antoni Huijssen en Jan van Stapelen. Regentessen waren de dames
Soetwater, Ballius en Driewegen. Zij behoorden, conform de bepaling van de ordonnantie, tot
..bequaeme en gequalificeerde personen." Ze waren namelijk afkomstig uit de stedelijke elite. (14)
Dat college moest minstens éénmaal per week vergaderen in de regentenkamer en hield zich zowel
met stoffelijke zaken bezig als met de opvoeding van de weeskinderen. De oudste regent fungeerde
als voorzitter. Hij vertegenwoordigde het weeshuis in rechte, hield de boeken bij en schreef de
vergaderingen uit. Regenten die een vergadering verzuimden bij te wonen, moesten een boete
betalen. De regenten kregen de opdracht van het stadsbestuur geen financiële avonturen aan te gaan.
Het aantal weeskinderen mocht vooral niet te hoog zijn. Voor het opbergen van de archivalia, inclu
sief de waardepapieren, was een kist beschikbaar waarvan de voorzitter en een ander lid van het
bestuur een sleutel hadden. De eerste drie regenten zouden één jaar als zodanig fungeren. Daarna
kreeg elk jaar een regent ontslag. Het regentencollege zou iedere keer een voordracht indienen bij
burgemeesters en schepenen voor de benoeming van een nieuwe regent, maar het stond het stads
bestuur vrij om buiten de aanbeveling om te benoemen. Viermaal per jaar moesten de regenten een
collecte voor het weeshuis houden onder de Goese bevolking. De namen van de wezen moesten in
een register worden vastgelegd. De regenten beslisten over het ontslag van wezen uit het weeshuis.
Indien die zich oppassend hadden gedragen, kregen ze een uitzet mee.
Elk jaar zouden er drie regentessen aftreden voor wie dan andere in de plaats kwamen. Het was hun
taak zich met de typisch vrouwelijke zaken bezig te houden. Zij moesten zonder uitzondering tot de
..achtenswaardige" vrouwen van Goes behoren. Zij gingen wekelijks ter markt met de moeder om
groenten en vlees in te kopen en moesten erop toezien dat er geen voedsel werd verkwist. Zij hielden
bovendien toezicht op de kleding van de weeskinderen en zorgden ervoor dat de weesmeisjes de
nuttige handwerken leerden. Die kennis werd gebruikt voor het vervaardigen van kleding en
115