A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT linnegoed. Alhoewel de aanname van weeskinderen tot de taak van de regenten behoorde, mochte de regentessen adviseren. Zij beslisten over de plaatsing van weesmeisjes als dienstbode bij Goes burgers. De administratie van het weeshuis moest gevoerd worden door een eerlijk en voortreffelijk pet soon" tegen een gering salaris. Dan kon men deze betrekking binnen de kring van de stadsbestuui ders houden. Hij moest de financiële handelingen goed administreren. Voor het doen van uitgave had hij de toestemming van de regenten nodig. Jaarlijks moest hij rekening en verantwoordin afleggen ten stadhuize op de eerste maandag van januari. Daaraan schortte het wel eens. Maar al t vaak kwam het voor dat een rekening van inkomsten en uitgaven over een bepaald jaar drie jaar late werd afgehoord. De vader, de moeder en het overige personeel Alleen een echtpaar zonder kinderen, of met kinderen, die al het huis uit waren, kon solliciteren naa de betrekking van vader en moeder van de weeskinderen. Het was hun taak ervoor te zorgen dat d: kinderen netjes werden opgevoed. Over kleding, voeding en verzorging kregen zij bevelen van he regentencollege. Zij moesten de kinderen godvrezend opvoeden en goede manieren aanleren. Di vader bleef bij de jongens wanneer die naar bed moesten of 's morgens moesten opstaan en d< moeder bij de meisjes. Zij hielden dan toezicht bij het avond- en morgengebed. De kinderen moes ten braaf naar school of naar hun werk gaan. Onwilligen moesten zij bestraffen. Het regentencollegt zou .kloeke en sterke" dienstmaagden aanstellen die hun orders van de moeder zouden ontvangen Om dat aantal zo gering mogelijk te houden, moesten de grotere weesmeisjes huishoudelijk werl verrichten. Ook werd, wanneer dat nodig was, een juffrouw aangesteld om de hoofden van dt kinderen te reinigen. Daarnaast kwamen er een schoolmeester en een juffrouw voor de nuttigt handwerken. Men hield tevens de belangen van de plaatselijke middenstand in het oog. Elk jaar wezen de regen ten een kleermaker en een schoenlapper aan, zowel voor reparatie van schoenen en kleding als vooi het vervaardigen van nieuwe. De doktoren, chirurgijns en apothekers werden uit de plaatselijke medische stand gerecruteerd. De weeskinderen Alleen kinderen van Goese poorters konden in het weeshuis verblijf houden. Poorter was men door geboorte. Ook kon men dat recht verkrijgen. De overleden ouders moesten in dat laatste geval min stens drie jaar poorter zijn geweest en in de stad of de directe omgeving hebben gewoond. De opname van kinderen was niet aan een limiet gebonden, maar wel moesten de regenten de financiële situatie van het tehuis nauwlettend in acht nemen. Kinderen beneden de leeftijd van driejaar moch ten het weeshuis niet in, evenmin beddeplassers. Ook voor kinderen die aan vallende ziekte leden, bleef de deur van het weeshuis gesloten. Die plaatste men in het gasthuis. Raakten de kinderen onverhoopt met pokken of de pest besmet, dan gingen ze linea recta naar het lasarie- dan wel pest huis. Het eten en drinken van de kinderen moest zo goedkoop mogelijk zijn. Van de maaltijden werd een lijst gemaakt waarop van dag tot dag de samenstelling af te lezen was. Veranderingen daarin konden alleen door de regenten worden aangebracht. Dat eentonigheid troef was, laat zich raden. Wij weten hoe die lijst er in 1808 uitzag: zondag - gort, brood en kaas maandag - erwtensoep, brood en kaas dinsdag - aardappels en zout vlees 116

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 118