DE GESCHIEDENIS VAN HET WEESHUIS oensdag - witte bonen, brood en kaas inderdag - aardappels en koud vlees ijdag - aardappels, kool of snijbonen, brood en kaas terdag - aardappels en varkensvlees (15) innen gebruiksvoorwerpen, afkomstig uit het Goese weeshuis. Hoe oud ze zijn is niet hekend. die zondagen en andere kerkelijke feestdagen moesten de kinderen naar de kerk. In een optocht van wee aan twee gingen ze lopend naar de Grote Kerk, eerst de jongens met de vader en daarna de ïeisjes met de moeder. In de kerk moesten de kinderen plaatsnemen op een aparte bank. Ze moes- n zich daar ordelijk gedragen. Ze droegen, zowel jongens als meisjes, eendere kleding. De rechter- ijde met rood laken, de linker met wit. Daarop was een gansje in blauw laken genaaid, de kleuren an de stad. Waren witte en rode kleding te duur, dan mocht een andere goedkopere kleur ook. In 808 werd de kleur op last van Lodewijk Napoleon veranderd. Hij vond dat weeskinderen in het Igemeen veel te kleurrijk waren gekleed en dientengevolge te zeer als wezen herkenbaar. De kleur ood veranderde in bruin. (16) Vanneer de weesjongens goed konden lezen, schrijven, rekenen en cijferen, mochten ze bij een am bachtsman in Goes of daarbuiten een vak leren. Die ambachtslieden moesten bekwame en vrolijke nensen zijn. De werktijden van de jongens mochten de goede en geregelde gang van zaken in het veeshuis niet belemmeren. De jongens bleven in het huis totdat de regenten van oordeel waren dat te op eigen benen konden staan. Bij hun ontslag kregen ze een uitzet aan kleding mee. Later werd iet ontslag aan een leeftijdsgrens gebonden. In de achttiende eeuw moesten zowel jongens als neisjes drieëntwintig jaar oud zijn. Bij de scholing van de meisjes lag het accent vooral op het leren lezen en schrijven en de nuttige landwerken. Wanneer ze de leeftijd van veertien jaar hadden bereikt, konden ze worden uitbesteed als dienstbode bij vrolijke" mensen, voor de tijd van één of twee jaar. Wanneer ze oud genoeg waren om op eigen benen te staan, dan verlieten ze het weeshuis met medeneming van een uitzet die bestond uit een keurs en rokken van redelijk goed laken, een paar kousen en schoenen, twee hemden ;n twee kragen, twee schorten en twee mutsen. Het was ter beslissing aan de regenten of de wees- ongens en -meisjes hun uitzet meekregen. Hadden ze zich misdragen dan verleenden de regenten mtslag zonder toekenning van een uitzet. Was een weesmeisje zwanger geraakt dan werd ze zonder pardon na de ontdekking van de zwangerschap het huis uitgezet. In dat geval was van een uitzet -'venmin sprake. Kwam een kind in het weeshuis te overlijden en had het meer dan vierhonderd pond in bezit, dan noesten de erfgenamen voor elk jaar dat verzorging had plaatsgevonden een bedrag van vijftien nond inleveren. Zo nam men het weeshuis op 1 januari 1628 als Godshuis in gebruik. Tot vader en moeder waren benoemd Dirck Groenevelt en zijn vrouw Maijcken Adriaensdr. op een salaris van achttien pond. 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 119