DE GESCHIEDENIS VAN HET WEESHUIS pardon het tehuis werden uitgezet. Dat was bijvoorbeeld het geval met Pieternella Bos, die in 1791 zwanger was geraakt van de grenadier Gijsbert Oudheusden. Gedurende lange jaren, voor zover viel na te gaan in ieder geval van 1747 tot in de Franse tijd, waren in Goes, voornamelijk in het oude manhuis, soldaten gelegerd geweest. We nemen aan, dat de regenten niet altijd gelukkig zijn geweest met de aanwezigheid van de militairen. (25) Op 5 mei 1792 werden Laurens Leeuwe en zijn vrouw Maria Vijverbergh, afkomstig van Zierikzee, benoemd tot vader en moeder van de weeskinderen. Van hun salaris moesten zij jaarlijks negen pond betalen aan de vroegere moeder, Maria Hubert, die wegens „zwakheid" ontslag had genomen. Een jaar later werd het tractement van het echtpaar verhoogd, mits de vader ervoor zou zorgen dat de wezenschool op ordelijke wijze zou worden waargenomen. Hij mocht daartoe iemand anders aan stellen, zij het dat het college van regenten daarmee moest instemmen. Op 22 juni 1795 vervoegde de vader zich na de uitdeling van de bijstand door het regentencollege - die vond vanuit het weeshuis plaats - bij de regenten en vroeg of de straf die een halfjaar geleden aan het weesmeisje Jacoba de Bruij was toegekend, kon worden verlengd. Zij had zes maanden huis arrest gekregen en moest tegelijk met de kleine kinderen naar bed, omdat ze lasterlijke taal tegen de vader had gebezigd. De regenten vroegen echter naar het waarom van het handhaven van de straf. Laurens Leeuwe kon daarop geen bevredigend antwoord geven, waarop het meisje binnen werd geroepen. Ze werd nogmaals ernstig over haar gedrag onderhouden en kreeg ontslag uit het wees huis aangezegd. Daarop begon ze te huilen en verklaarde ze dat alles wat ze zes maanden geleden al aan de regenten had verteld, wat deze toen niet geloofden, toch echt waar was. Inderdaad had ze haar verklaring dat de vader zijn handen niet thuis kon houden wel ingetrokken, waardoor het leek alsof ze hem belasterde, maar dat had ze gedaan uit vrees voor de moeder en ook had de vader tegen haar de vreselijkste dreigementen geuit. Nu echter hield ze vol dat de vader haar op onwelvoeglijke wijze had betast en had getracht haar tot hoererij" aan te zetten. De regenten besloten een nader onder zoek in te stellen. Laurens de Leeuwe en zijn vrouw trachtten dat echter te verhinderen. Ze deelden aan de voorzitter mee dat ze zouden bedanken als vader en moeder van het weeshuis, als dat onderzoek er kwam. Daarover waren echter de regenten zeer verontwaardigd. Ze riepen hem ter verantwoording waarop hij alleen maar enkele flauwe verontschuldigingen te berde bracht. Jacoba de Bruij was maar een slecht meisje enzovoorts. Op 11 juni riepen de regenten de weesmeisjes één voor één in hun ver gadering. Dina van Hek vertelde dat zij Jacoba op de slaapzolder het volgende had horen vertellen: ,,de vader heeft daar zoo mijn rokken opgeligt en heeft onder aan mijn lichaam gevoelt en hij heeft gezegt: Jij oude t... (volgt een woord dat wij liefst hier uitlatenjij zult dog niet klappen." Cornelia Dekker en Maria Hollestelle hadden gezien dat de vader het meisje onder aan de trap beetpakte. De eerste vertelde bovendien dat de vader ook bij haar een poging tot seksueel contact had gedaan. Laurens de Leeuwe kreeg oneervol ontslag. Eerst nam de vroegere moeder, Maria Hubert, waar, maar in 1796 benoemden de regenten Johannis Steutel en zijn vrouw tot vader en moeder. Ook in hun contract stond de bepaling dat zij Maria Hubert negen pond per jaar moesten geven. (26) Wij sluiten onze beschrijving af met de pogingen die men van overheidswege na 1795 ondernam om de weesjongens in militaire dienst te laten gaan. In mei 1799 kreeg Comelis de Dood verlof om op zeventienjarige leeftijd dienst te nemen. In 1806 ging de dertienjarige M. Specht bij de marine. Zij deden dat vrijwillig. In datzelfde jaar 1806 kregen de regenten opdracht een lijst aan te leggen van jongens die dienst zouden kunnen nemen. Die verplichting kregen zij in 1809 nogmaals opgelegd. Het ging toen om jongens, ouder dan zestien jaar. Of aan die aanschrijvingen gevolg is gegeven en of die daadwerkelijk hebben geleid tot militaire dienst door weesjongens weten wij niet. (27) 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 125