DE GESCHIEDENIS VAN HET WEESHUIS ezondheid" werd niet opgevolgd. De ledikanten bleven in gebruik tot de opheffing van het wees- uis in 1940. (12) )e refter diende niet alleen als eetzaal, waar de jongens en meisjes op vastgestelde tijden, ieder op en vaste plaats, aan tafel gingen. In de wintermaanden werd ze tevens benut als ruimte waar de inderen zich „op banken, door den vader rond de kaghel te plaatsen" konden warmen. (13) le fraaie voorgevel van het weeshuisgebouw, die ongetwijfeld bedoeld was om indruk te maken op ie tijdgenoten, - Godshuizen hadden voor een stadsbestuur in het verleden een duidelijke etalage- unctie - kon niet verhullen dat het interieur slechts aan Spartaanse maatstaven voldeed. Uit over leverde inventarislijsten wordt ons duidelijk dat alleen de strikt noodzakelijke dingen aanwezig varen, zoals kleding, huisraad en meubilair. Verwonderlijk was dit niet. De aanwezigheid van luxe toederen zou op geen enkele wijze hebben gestrookt met de filosofie die achter de wezenverzorging schuilging: de kinderen moest bovenal soberheid worden bijgebracht. Pas in 1923, toen men in het gebouw een zogeheten .gezelschapskamer' inrichtte, zou de wezen een „luxe" ontspannings mogelijkheid binnenshuis worden aangeboden. (14) Uit hygiënisch oogpunt liet de kwaliteit van het weeshuis naar het oordeel van de tijdgenoten weinig te wensen over. De plaatselijke gezondheidscommissie, die rond de eeuwwisseling het gebouw aan een nauwgezet onderzoek onderwierp, moest constateren dat op het weeshuis, enige kleine uit zonderingen daar gelaten, weinig was aan te merken. Slechts de nauwe trappen dienden naar haar mening te worden verbreed. (15) Het aantal wezen dat in het gebouw een voorlopige thuishaven vond, nam in de loop der tijd voort durend af. Rond 1870 waren in het weeshuis zeventig kinderen ondergebracht, tien jaar later een kleine zestig, rond de eeuwwisseling iets meer dan veertig en bij de opheffing nog geen tien. In de jaren dertig kwam vanwege dit steeds dalende aantal een eventuele opheffing van het weeshuis ter sprake. Wethouder De Roo wees op de financiële aspecten en stelde in 1937, dat bij een weezentai van 6 of 7 aanhouding van het Weeshuis economisch niet verantwoord" was. (16) In augustus 1940 was de opheffing een feit. Tegen het verzet van de regentessen in, die „verzorging der kinderen alhier in het Weeshuis beter" vonden dan bijvoorbeeld uitbesteding in gezinnen of overbrenging naar tehuizen elders in het land, waren de armbestuurders unaniem van oordeel dat een verdere exploitatie van het weeshuis geen zin had. Van de acht wezen werden er vier naar het wezengesticht te Neerbosch gestuurd, de overigen gingen in de kost bij pleeggezinnen. 17) Na de opheffing heeft het gebouw vele verschillende bestemmingen gekend. Tijden de oorlogsjaren bood het onderdak aan achtereenvolgens Duitse en Engelse militairen. Van 1944 tot 1946 waren de Ordedienst en het Militair Gezag er in gevestigd. Na die tijd trok het Christelijk Lyceum er in, in 1952 gevolgd door de katholieke HBS. In 1970 tenslotte, werd het Museum voor Zuid- en Noord- Beveland in het voormalige weeshuisgebouw ondergebracht. Bezigheden Zodra een wees in het gesticht was opgenomen, moest hij zich onderwerpen aan de talloze regels en voorschriften, zoals die in de huishoudelijke reglementen waren vastgelegd. Alles was erop gericht de kinderen te gewennen aan een sober, ordelijk en gedisciplineerd leven. Dit bereikte men door het instellen van een rigide tijdsindeling, waarbij de vrije, lege tijd van het vrijgevochten kind werd vervangen door de opgelegde en gereglementeerde tijd van het weeshuis, het uitwerken van een scala van straffen en beloningen, het dragen van uniforme kleding, het nuttigen van sobere maal tijden en een opvoeding „tot de vreze Gods." Waaruit bestonden de dagelijkse bezigheden van de weeskinderen? We zullen achtereenvolgens aandacht besteden aan arbeid, onderwijs, gemeenschappelijke maaltijden en vrijetijdsbesteding. Arbeid Tot ze de leeftijd van circa veertien jaar hadden bereikt, volgden de wezen lager onderwijs aan de tot 1900 in het weeshuiscomplex gevestigde armenschool. Na hun veertiende gingen de jongens in de 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 135