DE GESCHIEDENIS VAN HET WEESHUIS Een jaar later kreeg een andere wees, Anna de Jonge, te horen dat ze op te .familiairen voet" stond met iemand van buiten het weeshuis, ,,een zeer slecht aangeschreven jonkman" en dat ze de ver houding onmiddellijk moest beëindigen. Anna was echter hardleers. Een half jaar later ging ze opnieuw aan de haal, ditmaal met een troep kermisjongens." Het meisje werd uiteindelijk uit het weeshuis verwijderd. (53) De verhouding tussen de seksen bleef voor de regenten een netelig probleem. Aan de ene kant wensten ze geen al te rigide scheiding, aan de andere kant waren ze beducht voor de konsekwenties verbonden aan een te vertrouwelijke omgang. Tot ver in de twinstigste eeuw werden de meisjes gewaarschuwd voor te innige contacten met jongens, zeker als deze van buiten het weeshuis kwamen. Zo kreeg in 1915 het weesje Jaantje Schillemans te horen dat ze „veel te familiaar" omging met een soldaat, met wie ze zelfs - alsof het een halsmisdaad betrof - „op straat gezien" was. Het kind diende de relatie onverwijld te verbreken. (54) Gemeenschappelijke maaltijden Minstens even belangrijk als onderwijs, arbeid en ontspanning was de zorg voor de inwendige mens. Er werd vier maal daags gegeten: 's morgens om acht, 's middags om twaalf en vier en 's avonds om zeven (voor de jongsten) of negen uur. Bij het luiden van de klok moesten alle kinderen zich naar de eetkamer begeven en, nadat de vader of moeder hiertoe het sein had gegeven, aan de tafel aan schuiven. Ieder kind had een vaste zitplaats, ,,de jongens en meisjes ieder afzonderlijk, geregeld naar derzelver ouderdom." De regels waren strikt. In het huishoudelijk reglement lezen we: „Er wordt uitdrukkelijk bepaald, dat voor iemand zal mogen beginnen te eten, behoorlijk zal worden gebeden, en na gegeten te hebben, niemand zal mogen opstaan, voor dat zal zijn gedankt; - terM'ijl gedurende den maaltijd, stichtelijke voorlezingen gedaan zullen worden; - al hetwelk zal moeten geschieden, door daartoe door den Vader bestemde kinderen, bij beurten. Zullende onder gebed en dankzegging, als ook voor, gedurende en bij het verlaten van den maaltijd, stilte moeten heerschen. De maaltijd wordt door alle de jongens met ontblootte hoofden bijgewoond." (55) Na afloop van de avondmaaltijd moesten de kinderen naar bed. Wat aten de wezen? Een uitgebreide menukaart van rond de eeuwwisseling geeft antwoord op deze vraag, 's Morgens vroeg bestond het ontbijt uit twee boterhammen en melk, voor twee derde verdund met water; 's middags om vier uur nuttigden de kinderen een boterham met koffie en 's avonds voor het slapen gaan bestond de maaltijd onveranderlijk uit karnemelksche gortpap." Het diner dat om twaalf uur werd opgediend, kende meer variatie: - zondag rijstsoep met rundvlees/erwtensoep met spek - maandag bruine bonen met gesmolten reuzel - dinsdag aardappelen met varkens- of rundvlees - woensdag gort met boter en suiker - donderdag aardappelen met rundvlees en groenten (sla, savoye-, rode- of witte kool, bieten, rapen, wortels, uien, soms appels/peren) - vrijdag aardappelen en vis - zaterdag rijst met boter en suiker. Over de voedingswaarde bestonden zelfs onder enkele armbestuurders twijfels. Zo merkten ze in 1899 op dat het menu, dat al meer dan dertig jaar niet was veranderd, zeker in vergelijking met dat in het Gasthuis voor veel verbetering vatbaarwas. De gemeentearts, Lasonder, werd ingeschakeld om onderzoek naar de kwaliteit van de maaltijden te doen. Op zijn aanraden werden een aantal belangrijke verbeteringen doorgevoerd. Zo moest de verdunde melk, die de kinderen 's ochtends vroeg dronken, plaats maken voor volle melk en werden grotere hoeveelheden vlees in de warme maaltijden verwerkt. (56) 141

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 143