A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT Mej. S/oover werd in 1905 als weesmoeder aangesteld, juist in de periode, dat zich in het weeshuis flinke ruzies tussen de personeelsleden voordeden. Onder haar leiding keerde de rust terug. Barbara was zeker niet de enige voor wie men een uitzondering maakte. Rond de eeuwwisseling was zelfs meer dan een derde van het aantal weeskinderen achttien jaar of ouder. (77) In de nieuwe verordening op het Burgerlijk Armbestuur uit 1913 werd rekening gehouden met deze leef- tijdsverschuiving, in zoverre dat men de maximumleeftijd op 21 jaar stelde: ,,den opgenomen verpleegden kan worden vergund, tot aan hunne meerderjarigheid in het weeshuis te blijven." Bij hun vertrek uit het weeshuis kregen de kinderen behalve een getuigschrift, waarop voor degenen die het niet al te bont hadden gemaakt de aantekening .uitmuntend" was vermeld, ook nog een aandeel in de „gemeene schotel" en het bedrag dat op het spaarbankboekje was bijgeschreven, uit gereikt. Een korte toelichting is hier op zijn plaats. Bij opname in het weeshuis werd de nalatenschap van de ouders verkocht en de opbrengst ervan op het spaarbankboekje van de rechtmatige erf genaam, dat wil zeggen: de wees, bijgeschreven. Het armbestuur beheerde het vermogen, eventueel vermeerderd met spaarcenten van het weeskind; dit om te voorkomen dat bloedverwanten van de wees diens spaargeld belegden .waarvan wel eens", zo merkten de armbestuurders in 1846 op, nadeelige gevolgen en verliezen ondervonden zijn." Een gedeelte van de rente verviel aan het weeshuis als een tegemoetkoming in de bestedingskosten, die aan het einde van de vorige eeuw op zo'n 150,- per wees per jaar werden berekend. (78) Op achttienjarige leeftijd kreeg de wees de vrije beschikking over het eigen spaargeld. Naast deze spaarpot bestond sinds 1846 de zogenaamde ..gemeene schotel"een gemeenschap pelijke spaarrekening waarop iedere wees .wekelijks eene cent" moest storten en waarop ook bijdragen van particulieren welkom waren. Bij het verlaten van het tehuis had de wees recht op een deel van dit collectieve spaargeld. Hoeveel het was. hing af van het aantal wezen dat op dat moment in het weeshuis verbleef: ..die er uitgaat krijgt zijn deel naar het getal der alsdan aanwezige kin deren." (79) 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 148