DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG van de vijftiende eeuw zijn gemaakt in een periode waarin besmettelijke ziekten woedden. (5) Verder weten we nog dat het stadsbestuur in 1477 van plan was aan de bisschop van Utrecht toe stemming te vragen om vijfentwintig gemeten land van de Heilige Geestmeesters te mogen ver kopen. Het doel waarom of waarvoor is niet bekend. En in 1530 was het afgelopen met het bedelen om aalmoezen langs de deur. Wou men voor pelgrims of armen een collecte doen dan had men daarvoor vergunning nodig van het stadsbestuur. (6) In de bijstandsverlening maakte men onderscheid tussen de zogenaamde huisarmen, personen, die in Goes woonden en de gasthuisarmen. namelijk zij die in het gasthuis verblijf hielden en daar voor rekening van de Armmeesters werden verzorgd. De eerstgenoemde groep betrof Goesenaars; de tweede daklozen en passanten, die tijdelijk in het gasthuis mochten verblijven. Het bovenstaande maakt duidelijk, dat armoede een geaccepteerd begrip was in de Voorreformatorische periode. De gezeten poorter had zijn arme mede-inwoner, de zwerver en de vreemdeling nodig. Door de aan wezigheid van de laatsten kon de eerste de zeven werken van barmhartigheid beoefenen en op die manier zijn eigen zieleheil bevorderen. Eerst onder invloed van Refonnatie en Renaissance zou er een kentering in dat denken optreden. Persoonlijke armoede ging men als een straf voor begane zonden zien en armoede in het algemeen als een maatschappelijke ramp. Het geven van een aal moes daarentegen bleef men beschouwen als een Christelijke deugd. De rol van de Goese kloosters In de vijftiende eeuw vergrootte het stadsbestuur het stadhuis en de kerk aanzienlijk. Het ging Goes voor de wind. De handel, onder meer op Schotland en Engeland bloeide. De zoutindustrie en de meekrapcultuur waren de kurk waarop de economie van de stad dreef. Met recht kan men de vijf tiende eeuw, waarin met het privilege van 1417 van Jacoba van Beieren om de stad te omvesten het in de 14e eeuw aangevangen proces van dorp tot stad werd voltooid, de ..Gouden Eeuw" van Goes noemen. Een exponent van het toenemende belang van Goes was de stichting van drie kloosters in de stad. (7) Wij moeten ze beknopt behandelen omdat ze hun sporen op sociaal terrein tot ver na de Reformatie hebben achtergelaten. Het Kruisbroedersklooster was in 1429 gesticht. Het was gevestigd aan de westkant van Goes, waar nu de Beestenmarkt ligt. De levenswijze waartoe de Kruisbroeders zich aangetrokken voelden, was die van de reguliere kanunniken. Kenmerken daarvan waren vooral de zorg voor de liturgische eredienst, gemeenschappelijke eigendom en de zielzorg. Zij belastten zich dus mede met wat wij thans onder immateriële bijstand zouden verstaan. Wat de liturgische ere dienst betreft, zij zullen zich naar wij aannemen ondermeer bezig gehouden hebben met het in stituut van de Zeven Getijden in de Grote Kerk. Het stadsbestuur verleende bij de stichting enkele voorrechten aan het klooster. Het had vrijdom van tollen en accijnzen. In het klooster mochten vrijelijk alle ambachten worden uitgeoefend en het mocht gronden aan- en verkopen zonder toe stemming van het stadsbestuur, mits het ging om minder dan vijftig gemeten (circa 20 ha). Aldus was het klooster dat niet van belang was ontbloot, een geduchte concurrent van de in Goes geves tigde gilden. Het was rijk aan gronden zowel op Zuid-Beveland. als bij Abbenbroek op Voome- Putten. De Hervorming had tot gevolg dat het uit Goes verdween. De kruisbroeders bleken bovendien niet van reformatorische .smetten" vrij te zijn. Michiel Arentsz, waarschijnlijk de zangmeester van de koorschool van de Goese kerk, moest in 1559 de gevangenis in, omdat hij verzuimd had de justitie in te lichten over verschillende disputen en gesprekken die in het bijzijn van de paters over de Her vorming waren gehouden. In 1558 werd een zekere Govert Jasperszn, gewezen monnik van het klooster, wegens ketterij tot de brandstapel veroordeeld. Hubrecht Philipszn, met de bijnaam ..dolle Hubrecht"had in 1561 kruisbroeders geholpen met het ontsnappen uit het klooster. De laatste mocht voor zes jaar naar de galeien. (8) 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 15